Op de vraag “wanneer mag (in opdracht van de nabestaanden) worden begonnen met zorghandelingen aan de overledene (de laatste zorg)?” zijn vandaag de dag verschillende antwoorden mogelijk.
Bij het doornemen van de Wet op de Lijkbezorging wordt duidelijk dat de wetgever het belang van de lijkschouw als prioriteit ziet. Zorg aan de overledene wordt in deze wet (in geen enkele wet) niet benoemd, wat duidelijk maakt dat het belang van de lijkschouw voorrang heeft boven zorg aan de overledene.
In de Wet op de Lijkbezorging wordt de lijkschouw, het doel van de lijkschouw en in onduidelijke bewoording de termijn waarbinnen de lijkschouw moet plaatsvinden beschreven.
Het doel van de lijkschouw is om de aard van overlijden vast te stellen (natuurlijk- / niet-natuurlijk overlijden).
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken waar de Wet op de Lijkbezorging onder valt heeft niet voorzien in regelgeving waaraan moet worden voldaan om de lijkschouw te realiseren met het doel zoals de wet beoogt, maar heeft het aan de beroepsgroep (artsen) overgelaten om te voorzien in een werkinstructie.
In Juni 2016 is de “Richtlijn Lijkschouw voor behandelend artsen” gepubliceerd, opgesteld door het Nederlands Huisartsen Genootschap in samenwerking met Verenso, de Nederlandse Internisten Vereniging, de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde, de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie, het Forensisch Medisch Genootschap en de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst.
Deze richtlijn lijkt veel op een protocol lijkschouw zoals vanaf 2011 stond beschreven op deze website, met als verschil dat voor verpleeghuizen (en soortgelijke instellingen) de niet wettelijke term “verwachte overlijden” werd geïntroduceerd waarbij ruimte wordt gelaten om te voorzien in een verlate lijkschouw.
Voor professionals die voorzien in het onderdeel “de laatste zorg aan de overledene” is het van belang om op de hoogte te zijn dat de lijkschouw prioriteit heeft boven de laatste zorg aan de overledene en dat het doel van de lijkschouw zoals de wet beoogt alleen kan worden gerealiseerd als voorwaarden in stand worden gehouden waardoor de schouwarts kan voorzien in de lijkschouw.
Met de geldende Wet op de Lijkbezorging en volgens de in 2016 vervaardigde richtlijn mag aanvang laatste zorg plaatsvinden na de lijkschouw.
Richtlijn is dat de lijkschouw door behandelende arts binnen 3 uur na constateren overlijden plaatsheeft. Binnen deze 3 uur kan een behandelende arts die voorziet in de lijkschouw lopende zaken afronden of overdragen aan een collega.
Uitzondering is in geval van een verwachte overlijden in een verpleeghuis (of soortgelijke instelling). Bij het volgen van de Richtlijn Lijkschouw mag bij een verwachte overlijden tussen 23.00 uur en 7.00 een verlate lijkschouw plaatsvinden voor uiterlijk 8.00 uur de aansluitende ochtend.
De “3 uur regel” zoals ook staat beschreven in de lijst “Noodzakelijke zorg / Wenselijke zorg” is ingevoerd zodat voor de schouwarts sporen behouden blijven die noodzakelijk zijn om tot een conclusie te komen naar de aard van overlijden.
Ook kan na een lijkschouw binnen 3 uur na het constateren van het overlijden worden voorzien in een spoedige conservering van de overledene zodat opbaring tot aan de dag van de uitvaart kan plaatsvinden. Een ongeremd ontbindingsproces door verlate aanvang van conserveren van de overledene kan grote gevolgen hebben voor de termijn van opbaring van de overledene.
Zodat kan worden voorzien in een correcte lijkschouw met het doel zoals de wet beoogt (vaststellen natuurlijk- / niet-natuurlijk overlijden) zijn de volgende onderzoeken en informatie voor de schouwarts van belang:
Het vaststellen van (het intreden) van de dood is geen onderdeel van het onderzoek “de lijkschouw” omdat de lijkschouw zich specifiek richt op de aard van overlijden (natuurlijk- / niet-natuurlijk overlijden).
Het vaststellen van (het intreden) van de dood staat niet in de Wet op de Lijkbezorging beschreven en betreft dan ook geen voorbehouden handeling. Iedereen mag dan ook (het intreden van) de dood vaststellen, al is het wel verstandig dat u kennis van zaken hebt!
Als niet sprake is van een terminale fase dienen direct levensreddende handelingen te worden ingezet en medische zorg te worden ingeschakeld (112 / ambulancedienst / arts).
Alvorens te beginnen met het onderzoek “de lijkschouw” zal de schouwarts altijd eerst onderzoek doen of de dood ook daadwerkelijk is ingetreden.
Pas als het onderzoek naar de aard van overlijden door de schouwarts is afgerond en deze een natuurlijke doodsoorzaak heeft vastgesteld mogen zorghandelingen aan de overledene plaatsvinden. De schouwarts schrijft dan de Verklaring van overlijden uit (A verklaring).
In geval van een (vermoedelijk) niet-natuurlijk overlijden mag geen zorg aan de overledene plaatsvinden, heeft niemand toegang tot de overledene en dienen omgevingsomstandigheden waarin het overlijden heeft plaatsgevonden onaangeroerd te blijven tot het onderzoek naar de doodsoorzaak is afgerond. De gemeentelijke lijkschouwer zal, eventueel in samenwerking met politiediensten, onderzoek doen naar de doodsoorzaak.
Zorg aan de overledene mag dan plaatsvinden als de gemeentelijke lijkschouwer alsnog een natuurlijk overlijden constateert en deze de Verklaring van overlijden uitschrijft (A-verklaring) of als de officier van justitie de overledene vrijgeeft in geval van een niet-natuurlijk overlijden. In geval van een (vermoedelijk) niet-natuurlijk overlijden kan de officier van justitie opdracht geven voor aanvullend onderzoek zoals een inwendige lijkschouw.
Na de lijkschouw vult de schouwarts ook het Formulier ten behoeve van de statistiek in (B-verklaring).
In een verpleeghuis of soortgelijke instelling dient de lijkschouw binnen 3 uur na constateren van het overlijden door de behandelende arts plaats te vinden.
In de “richtlijn lijkschouw” staat vermelding dat in geval van een verwachte overlijden een verlate lijkschouw mag plaatsvinden. De exacte tekst is:
In de praktijk komt met regelmaat voor dat in geval van een verlate lijkschouw bij een “verwachte overlijden” instructies voor zorg aan de overledene onduidelijk zijn.
Het volgende is van belang:
Verzorging, conservering en vervoer van een overledene mag alleen plaatsvinden als de lijkschouw heeft plaatsgevonden en u de beschikking heeft over de Verklaring van overlijden (A-verklaring) en de doodsoorzaakverklaring (B-verklaring). Uiteraard voert u de werkzaamheden uit in opdracht van de opdrachtgever (veelal de nabestaanden)
Aanvang verzorging, conservering en vervoer van een overledene heeft plaats volgens protocol zorginstelling. Als geldende protocollen onduidelijk zijn dient u contact op te nemen met de behandelende arts (dienstdoende arts) om te vragen welke onderdelen van de zorg aan de overledene mogen plaatvinden voor de lijkschouw. Uiteraard voert u de werkzaamheden uit in opdracht van de opdrachtgever (veelal de nabestaanden).
Vanuit de praktijk is er kritiek met betrekking tot de kwaliteit van de lijkschouw in Nederland en de handelwijze in geval van een “verwachte overlijden”.
Het is daarom goed om als professional op de hoogte te zijn van wet en regelgeving, handelwijze en tekortkomingen met betrekking tot de lijkschouw (en aanvang zorg overledene). Meer hierover kunt u lezen in het item “De lijkschouw” op deze website.
|