Auteur: Marc Wiegman

De lijkschouw

Inleiding

In Nederland heeft op iedere overledene onderzoek plaats. De naam van dit onderzoek is “de lijkschouw”.

Als in Nederland een enquête zou worden gehouden met de vragen “Wat is het doel van de lijkschouw?” en “Wie verricht de lijkschouw?” zal het gros van de geïnterviewden antwoorden dat het onderzoek “de lijkschouw” ervoor dient om de dood vast te stellen en dat een arts (iedere arts) de lijkschouw mag verrichten. In de praktijk zijn veel verzorgenden en verpleegkundigen die deze gedachtegang delen.

Nog voor de lijkschouw heeft plaatsgevonden ziet men vaak dat vele zorghandelingen aan de overledene worden verricht. Deze zorghandelingen zijn vaak in een protocol / instellingsprotocol als werkinstructie vastgelegd.

Waarschijnlijk herkent iedere verpleegkundigen en verzorgenden de volgende handelwijzen / situaties:

  • Een aanwezig infuus wordt verwijderd voor de lijkschouw.
  • De overledene wordt netjes neergelegd voordat nabestaanden aanwezig zijn. De lijkschouw moet dan nog plaatsvinden.
  • De laatste zorg aan de overledene heeft plaats voor de lijkschouw.
  • Conserveren door koelen heeft plaats voor de lijkschouw.
  • Verplaatsing van de overledene naar een mortuarium heeft plaats voor de lijkschouw.
  • De omgeving waarin het overlijden heeft plaatsgevonden wordt opgeruimd voor de lijkschouw.
  • De behandelende arts die de lijkschouw verricht controleert alleen de afwezigheid van de hartslag, de afwezigheid van de pupilreactie en de afname van oogboldruk en vult vervolgens de overlijdenspapieren in.
  • De behandelende arts verricht de lijkschouw in het mortuarium op een gekoelde (verzorgde en geklede) overledene.
  • De behandelende arts verricht de lijkschouw op een geheel verzorgde, geklede en op bedkoeling opgebaarde overledene.
  • De behandelende arts verricht geen lijkschouw en vult de overlijdenspapieren in zonder de overledene te hebben gezien.
  • Er zit een zeer lange periode tussen het constateren van de dood en de lijkschouw, soms wel een periode van meer dan 8 uur. Er heeft geen verzorging en geen conservering van de overledene plaats voor de lijkschouw.
  • Er zit een zeer lange periode tussen het constateren van de dood en de lijkschouw, soms wel een periode van meer dan 8 uur. Er heeft geen verzorging, maar wel conservering van de overledene plaats voor de lijkschouw.
  • Er zit een zeer lange periode tussen het constateren van de dood en de lijkschouw, soms wel een periode van meer dan 8 uur. Er heeft wel verzorging, maar geen conservering van de overledene plaats voor de lijkschouw.
  • Er zit een zeer lange periode tussen het constateren van de dood en de lijkschouw, soms wel een periode van meer dan 8 uur. Er heeft verzorging en conservering van de overledene plaats voor de lijkschouw.
  • De behandelende arts die de lijkschouw verricht onderzoekt binnen 3 uur na overlijden de overledene, de omgeving waarin het overlijden heeft plaatsgevonden en onderzoekt eventuele aanvullende informatie. Minimale zorg aan de overledene en het netjes maken van de omgeving van overlijden heeft voor de lijkschouw plaatsgevonden.
  • De behandelende arts die de lijkschouw verricht onderzoekt binnen 3 uur na overlijden de overledene, de omgeving waarin het overlijden heeft plaatsgevonden en onderzoekt eventuele aanvullende informatie voordat zorghandelingen aan de overledene en de omgeving van overlijden hebben plaatsgevonden.

Waarschijnlijk herkent iedere mortuariumbeheerder de volgende handelwijze / situaties:

  • U krijgt opdracht een overledene te verzorgen voordat de lijkschouw heeft plaatsgevonden.
  • U krijgt opdracht de overledene naar het mortuarium te verplaatsen waarbij verzorging en koelen van de overledene plaatsheeft voordat de lijkschouw heeft plaatsgevonden.
  • U krijgt opdracht de overledene naar het mortuarium te verplaatsen (te verzorgen en te koelen) maar u heeft nog niet de beschikking over de overlijdenspapieren.
  • U verzorgt een overledene waarop de lijkschouw heeft plaatsgevonden waarbij u in het bezit bent van de Verklaring van overlijden (A-verklaring). Tijdens de geboden zorg treft u lichamelijk letsel aan (bijvoorbeeld grote schaafwonden of een heupfractuur).
  • U krijgt opdracht om een overledene van de operatiekamer te halen (met of zonder zichtbare ingreep). Daarbij krijgt u de Verklaring van overlijden (A-verklaring) overhandigd.
  • U krijgt opdracht om de overledene naar het mortuarium te verplaatsen en te verzorgen. Voor het verplaatsen en verzorgen van de overledene krijgt u de overlijdenspapieren overhandigd.

Waarschijnlijk herkent iedere uitvaartdienstverlener de volgende handelwijze / situaties:

  • U krijgt opdracht een overledene te verzorgen terwijl de lijkschouw nog niet heeft plaatsgevonden.
  • U krijgt opdracht een bedkoeling te plaatsen terwijl de lijkschouw nog niet heeft plaatsgevonden.
  • U krijgt opdracht om een overledene te verplaatsen / vervoeren terwijl de lijkschouw nog niet heeft plaatsgevonden.
  • Er is sprake van een verlate lijkschouw doordat het overlijden een verwachte overlijden betreft. U krijgt opdracht om de overledene te verzorgen (en te conserveren door middel van koelen) voordat de lijkschouw heeft plaatsgevonden.
  • U krijgt opdracht om de overledene naar een uitvaartcentrum over te plaatsen. U heeft echter nog niet de beschikking over de overlijdenspapieren. U krijgt te horen dat u deze de volgende dag bij de receptie van de instelling kunt ophalen.
  • U moet vele uren wachten met de zorg aan de overledene en het conserveren van de overledene omdat de arts pas de volgende ochtend langskomt om te voorzien in de lijkschouw.
  • Terwijl u de overledene van een zorgafdeling haalt krijgt u van verpleging te horen dat deze patiënt de laatste tijd na de val wel erg hard achteruit is gegaan. U krijgt de Verklaring van overlijden (A-verklaring) overhandigd.
  • U heeft de Verklaring van overlijden in uw bezit (A-verklaring). Tijdens zorg aan de overledene constateert u lichamelijk letsel zoals grote schaafwonden of een heupfractuur.
  • U komt ’s ochtends in een verpleeghuis voor zorg aan de overledene in opdracht van de nabestaanden. Ter plaatse aangekomen treft u een overledene die nog niet is verzorgd, waar nog niet is begonnen met conservering door koelen en waar bij de overledene de rigor mortis al is ingetreden. De lijkschouw moet dan nog plaatsvinden. Uit verhalen van nabestaanden maakt u op dat het overlijden vroeg in de nacht heeft plaatsgevonden.
  • U komt in een verpleeghuis ter plaatse voor zorg aan de overledene in opdracht van de nabestaanden. Bij uw aankomst heeft de schouwarts net de lijkschouw afgerond en u verneemt dat het overlijden 3 uur daarvoor heeft plaatsgevonden. De arts overhandigd u de overlijdenspapieren.

Naast de benoemde praktijkvoorbeelden heeft iedere professionele dienstverlener of nabestaande mogelijk soortgelijke ervaringen.
U kunt aan de hand van onderstaande informatie zelf beoordelen of uw ervaringen in de praktijk en de beschreven situaties en handelwijzen met betrekking tot de lijkschouw (en aanvang overledenenzorg) zijn gerealiseerd volgens geldende wetgeving en met het doel zoals de wet beoogt.


Inhoud


De lijkschouw en de wet

Het is als professional raadzaam om op de hoogte te zijn van de Wet op de lijkbezorging. Deze wet betreft een kleine wet en is eenvoudig door te nemen.
Bij zorg voor de overledene dient u zich te houden aan wetgeving uit deze wet. Ook is de mogelijkheid dat nabestaanden u vragen stellen die betrekking hebben op deze wet. Door kennis te hebben van wet- en regelgeving kunt u nabestaanden van correcte informatie voorzien.

Om het doel van de lijkschouw te realiseren zoals de wet beoogt is dan ook van belang dat eenieder (medici, verpleging en uitvaartdienstverleners) daadwerkelijk op de hoogte is van wetgeving. In de praktijk komt het nogal eens voor dat gehanteerde regels zijn ontstaan door aannames “van horen zeggen” en niet conform wetgeving zijn.

Wetgeving met betrekking tot de lijkschouw kunt u vinden in de Wet op de lijkbezorging met als volgt een opsomming van de belangrijkste wetsartikelen.

Wet op de lijkbezorging

Wettekst

Hoofdstuk II. Algemene voorschriften voor de lijkbezorging
§ 1. Lijkschouwing en identificatie
Artikel 3
Lijkschouwing geschiedt, zo spoedig mogelijk na het overlijden, door de behandelende arts of door een gemeentelijke lijkschouwer.
Hoofdstuk II. Algemene voorschriften voor de lijkbezorging
§ 1. Lijkschouwing en identificatie
Artikel 4
Burgemeester en wethouders verschaffen gelegenheid tot het doen schouwen van lijken. Zij benoemen een of meer gemeentelijke lijkschouwers.
Hoofdstuk II. Algemene voorschriften voor de lijkbezorging
§ 1. Lijkschouwing en identificatie
Artikel 5
Uitsluitend artsen die als forensisch arts zijn ingeschreven in een daartoe gehouden register, worden benoemd als gemeentelijke lijkschouwer.
Hoofdstuk II. Algemene voorschriften voor de lijkbezorging
§ 1. Lijkschouwing en identificatie
Artikel 7. 1
Hij die de schouwing heeft verricht geeft een verklaring van overlijden af, indien hij ervan overtuigd is dat de dood is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak.
Hoofdstuk II. Algemene voorschriften voor de lijkbezorging
§ 1. Lijkschouwing en identificatie
Artikel 7, 2
Indien het overlijden het gevolg was van de toepassing van levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding als bedoeld in artikel 293, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 294, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafrecht, geeft de behandelende arts geen verklaring van overlijden af en doet hij van de oorzaak van dit overlijden onverwijld door invulling van een formulier mededeling aan de gemeentelijke lijkschouwer of een der gemeentelijke lijkschouwers. Bij de mededeling voegt de arts een beredeneerd verslag inzake de inachtneming van de zorgvuldigheidseisen, bedoeld in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.
Hoofdstuk II. Algemene voorschriften voor de lijkbezorging
§ 1. Lijkschouwing en identificatie
Artikel 7, 3
Indien de behandelende arts in andere gevallen dan die bedoeld in het tweede lid meent niet tot afgifte van een Verklaring van overlijden te kunnen overgaan, doet hij hiervan onverwijld door invulling van een formulier mededeling aan de gemeentelijke lijkschouwer of een der gemeentelijke lijkschouwers.
Hoofdstuk II. Algemene voorschriften voor de lijkbezorging
§ 1. Lijkschouwing en identificatie
Artikel 10, 1
Indien de gemeentelijke lijkschouwer meent niet tot afgifte van een Verklaring van overlijden te kunnen overgaan, brengt hij door invulling van een formulier onverwijld verslag uit aan de officier van justitie en waarschuwt hij onverwijld de ambtenaar van de burgerlijke stand.
Hoofdstuk II. Algemene voorschriften voor de lijkbezorging
§ 1. Lijkschouwing en identificatie
Artikel 10, 2
Onverminderd het eerste lid brengt de gemeentelijke lijkschouwer, indien sprake is van een mededeling als bedoeld in artikel 7, tweede lid, door invulling van een formulier onverwijld verslag uit aan de regionale toetsingscommissie bedoeld in artikel 3 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. Hij zendt het beredeneerd verslag als bedoeld in artikel 7, tweede lid, mee.
Hoofdstuk II. Algemene voorschriften voor de lijkbezorging
§ 1. Lijkschouwing en identificatie
Artikel 10a, 1
Indien de schouwing, bedoeld in artikel 7, eerste lid, een minderjarige betreft en is verricht door de behandelende arts, geeft deze een Verklaring van overlijden slechts af na overleg met de gemeentelijke lijkschouwer.
Hoofdstuk II. Algemene voorschriften voor de lijkbezorging
§ 1. Lijkschouwing en identificatie
Artikel 10a, 2
De gemeentelijke lijkschouwer kan, na de minderjarige te hebben geschouwd, in afwijking van artikel 10, eerste lid, zorg dragen voor een nader onderzoek naar de doodsoorzaak. Een nader onderzoek vindt niet plaats, indien de lijkschouwer vermoedt dat het overlijden het gevolg is van een strafbaar feit.
Hoofdstuk II. Algemene voorschriften voor de lijkbezorging
§ 1. Lijkschouwing en identificatie
Artikel 10a, 3
De behandelende arts en andere betrokken hulpverleners verstrekken de gemeentelijke lijkschouwer die het nader onderzoek leidt, op diens verzoek terstond de informatie dan wel inzage in of afschrift van bescheiden over de overleden minderjarige, die hij noodzakelijk acht in het kader van het nader onderzoek. De lijkschouwer gebruikt de informatie uitsluitend met het doel de doodsoorzaak vast te stellen.
Hoofdstuk II. Algemene voorschriften voor de lijkbezorging
§ 1. Lijkschouwing en identificatie
Artikel 10a, 4
Na het onderzoek geeft de lijkschouwer een Verklaring van overlijden af dan wel brengt hij door invulling van een formulier onverwijld verslag uit aan de officier van justitie en waarschuwt hij onverwijld de ambtenaar van de burgerlijke stand.
Hoofdstuk II. Algemene voorschriften voor de lijkbezorging
§ 2. Verlof tot begraving of crematie
Artikel 12a, 1
Tegelijk met de afgifte der Verklaring van overlijden, bedoeld in artikel 12, doet de arts opgave van de doodsoorzaak en van de onmiddellijk daarmee samenhangende gegevens ten behoeve van de statistiek.
Hoofdstuk II. Algemene voorschriften voor de lijkbezorging
§ 2. Verlof tot begraving of crematie
Artikel 12a, 3
De opgave, bedoeld in het eerste en tweede lid, geschiedt op een door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vast te stellen formulier en wordt zo spoedig mogelijk in een gesloten enveloppe gezonden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Aan deze enveloppe is een strook bevestigd, welke de identiteit van de overledene vermeldt. De ambtenaar van de burgerlijke stand zendt de enveloppe ongeopend, voor zover mogelijk voorzien van het nummer van de overlijdensakte, onder achterhouding van de strook met inachtneming van door Onze in dit lid genoemde Minister te stellen termijnen, aan de inspecteur-generaal van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd. Onze in dit lid genoemde Minister kan bepalen dat deze enveloppen rechtstreeks zullen worden gezonden aan de medisch ambtenaar van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Hoofdstuk II. Algemene voorschriften voor de lijkbezorging
§ 5. Overheidszorg
Artikel 20
Ingeval niemand maatregelen neemt tot lijkschouwing of lijkbezorging overeenkomstig de wet, waarschuwt degene, die het lijk onder zijn berusting heeft, de burgemeester en wel uiterlijk op de derde dag na het overlijden.
Hoofdstuk II. Algemene voorschriften voor de lijkbezorging
§ 5. Overheidszorg
Artikel 21, 1
Indien niemand voorziet in de lijkschouwing en lijkbezorging overeenkomstig de wet, draagt de burgemeester daarvoor zorg. Aan hoofdstuk V wordt in dat geval geen toepassing gegeven, tenzij de overledene zijn lijk uitdrukkelijk tot ontleding heeft bestemd.
Hoofdstuk VI. Bijzondere bepalingen
Artikel 74, 1
Indien een gemeentelijke lijkschouwer in het kader van het nader onderzoek, bedoeld in artikel 10a, tweede lid, sectie noodzakelijk acht, kan hij bij gebreke van toestemming van een ouder van de minderjarige de rechtbank verzoeken vervangende toestemming te verlenen.
Hoofdstuk VI. Bijzondere bepalingen
Artikel 76, 1
Wanneer tekenen of aanduidingen van een niet-natuurlijke dood aanwezig zijn of wanneer in verband met andere omstandigheden een niet-natuurlijke dood niet uitgesloten geacht kan worden, mag het lijk niet worden vervoerd dan met verlof van de officier van justitie of een van zijn hulpofficieren.
Hoofdstuk VII. Strafbepalingen
Artikel 80, 8°
Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft: het verhinderen of belemmeren van een lijkschouwing dan wel een poging daartoe.

Vragen naar aanleiding van wetgeving lijkschouw / zorg voor de overledene

Na het doornemen van het item “De lijkschouw en de wet” of de gehele Wet op de lijkbezorging zou u de volgende vragen moeten kunnen beantwoorden:

  • Binnen hoeveel tijd na het constateren van het overlijden dient de lijkschouw plaats te vinden?
  • Wanneer mag worden begonnen met de laatste zorg?
  • Wanneer mag worden begonnen met het conserveren (koelen) van de overledene?
  • Wat wordt in de Wet op de lijkbezorging verstaan onder een natuurlijke dood (overlijden door een natuurlijke oorzaak)?
  • Wat wordt in de Wet op de lijkbezorging verstaan onder een niet-natuurlijke dood (overlijden door een niet-natuurlijke oorzaak)?
  • In de Wet op de lijkbezorging staat het woord “Lijkschouwing”.
    Waaruit bestaat het onderzoek “de lijkschouw” en wat zijn de voorwaarden om te kunnen voorzien in een correcte lijkschouw zoals de wet beoogt?
  • In de Wet op de lijkbezorging staat vermelding van “behandelende arts”.
    Welke artsen worden volgens de Wet op de lijkbezorging gekenmerkt als “behandelende arts”?

U zult ervaren dat ook u na het doornemen van deze wet geen antwoord op deze vragen kunt geven.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden waar wetgeving duidelijk en eenduidig hoort te zijn, maar waaruit blijkt dat op sommige fronten de Wet op de lijkbezorging zeer onduidelijk is.

Tekortkomingen en onvolkomenheden in de Wet op de lijkbezorging met betrekking tot de lijkschouw en de gevolgen in de praktijk worden uitgelicht in het item “Tekortkomingen in de wet, tekortkomingen in de uitvoering van wetgeving en discutabele omstandigheden met betrekking tot de lijkschouw in Nederland”.

Belangrijk is dat u eerst inzicht krijgt in de geldende procedures volgens de Wet op de lijkbezorging en de uitvoering daarvan door betrokken disciplines.

Het vaststellen van (het intreden van) de dood

Na het doornemen van de Wet op de lijkbezorging zult u ervaren dat in deze wet nergens vermelding staat van het vaststellen van (het intreden van) de dood. Dit maakt dan ook dat het vaststellen van (het intreden van) de dood geen voorbehouden behandeling betreft en eenieder in Nederland dan ook in deze handeling mag voorzien.

In de wet op de lijkbezorging staat:

    Hij die de schouwing heeft verricht geeft een Verklaring van overlijden af, indien hij ervan overtuigd is dat de dood is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak. (Wlb: Artikel 7, 1)

Deze wettekst maakt duidelijk dat de lijkschouw ervoor dient om de aard van overlijden (natuurlijk- / niet-natuurlijk overlijden) helder te krijgen. Het vaststellen van (het intreden van) de dood maakt dan ook geen onderdeel uit van de lijkschouw.

Uiteraard zal iedere schouwarts voor aanvang lijkschouw (het intreden van) de dood vaststellen om te voorkomen dat de lijkschouw wordt uitgevoerd op een nog levende persoon.

    Het vaststellen van de dood

    Er zijn verschillende manieren om (het intreden van) de dood vast te stellen. Altijd dient een combinatie van controles te worden verricht om de dood vast te stellen. De combinatie van de onderstaande symptomen wijst erop dat de dood is ingetreden. Los van elkaar kunnen onderstaande symptomen wijzen op lichamelijk disfunctioneren bij een levende persoon (ziekte).

    • Langdurig afwezig zijn van de ademhaling;
    • Langdurig afwezig zijn van de hartslag (kan worden vastgesteld door voelen, middels een stethoscoop of middels een ECG);
    • Niet aanspreekbaar zijn;
    • Niet reageren op pijnprikkel;
    • Het afwezig zijn van pupilreactie;
    • Afname van oogboldruk;
    • Het dof worden van de ogen;
    • Het afwezig zijn van hersenactiviteit (kan worden vastgesteld middels een EEG).

    Ondanks dat iedereen in Nederland (het intreden van) de dood mag vaststellen is wel verstandig dat men bij deze handeling kennis van zaken heeft.

    Levensreddende handelingen

    Indien van toepassing / indien mogelijk dienen levensreddende handelingen te worden toegepast:

    • Als in een zorginstelling bij de betreffende patiënt / cliënt / bewoner geen afspraken zijn vastgelegd rondom het levenseinde (beleid volgens medisch dossier).
    • Als in een zorginstelling geen niet-reanimatie verklaring bekend is.
    • Als in niet-zorgsetting bij een persoon sprake is van de afwezigheid van vitale lichaamsfuncties.
    • Als in een openbare ruimte bij een persoon sprake is van de afwezigheid van vitale lichaamsfuncties.

    In al deze omstandigheden dient bij afwezigheid van ademhaling, de afwezigheid van hartslag of in geval van levensbedreigende verwondingen direct medische hulp (arts of 112) te worden ingeschakeld en aanvang te worden gemaakt met levensreddende handelingen (EHBO / reanimatie).

    Wetenswaardigheid

    Niet alleen bij niet-professionals, maar ook bij veel professionele dienstverleners in de gezondheidszorg en in de uitvaartzorg heerst de gedachte dat de lijkschouw het vaststellen van de dood als doel heeft. Dit ziet men terug in handelwijzen, in werkinstructies (protocollen) in zorginstellingen, op websites (van uitvaartdienstverleners) en zelfs in vakliteratuur gezondheidszorg.

    Als voorbeeld een artikel van het vakblad Nursing uit 2015 (tijdschrift voor verpleegkundigen en verzorgenden).

    Lijkschouw Nursing
    Klik op afbeelding voor vergroting

    Een nadelig gevolg van deze gedachtegang en handelwijzen die daarop volgen is dat in de praktijk de lijkschouw niet wordt gerealiseerd met het doel zoals de wet beoogt, namelijk het vaststellen van de aard van overlijden, of dat voor aanvang lijkschouw sporen worden gewijzigd / verwijderd die voor het onderzoek “de lijkschouw” van belang zijn.

Op wie heeft de lijkschouw plaats?

In de Wet op de lijkbezorging staat in Artikel 2:

  1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
    1. lijk: het lichaam van een overledene of doodgeborene;
    2. doodgeborene: de na een zwangerschapsduur van ten minste 24 weken levenloos ter wereld gekomen menselijke vrucht.
  1. Deze wet is niet van toepassing op een menselijke vrucht die na een zwangerschapsduur van minder dan 24 weken
    1. levenloos ter wereld is gekomen dan wel
    2. binnen 24 uur na de geboorte is overleden.

De lijkschouw is dan ook van toepassing op overledenen zoals in de Wet op de lijkbezorging staan benoemd onder Artikel 2, 1.

De 24-weken regel (doodgeborene)

Zoals u in Artikel 2, 1 van de Wet op de lijkbezorging kunt lezen is deze wet (en de lijkschouw) niet van toepassing op een menselijke vrucht die na een zwangerschapsduur van minder dan 24 weken levenloos ter wereld is gekomen dan wel binnen 24 uur na de geboorte is overleden

De “24-weken regel” is destijds in de wet doorgevoerd omdat vanaf 24 weken medisch sprake was van levensvatbaarheid.

Bij overlijden van een menselijke vrucht na een zwangerschapsduur van minder dan 24 weken is doorgaans sprake van een miskraam. Bij een overlijden na een zwangerschapsduur van ten minste 24 weken spreekt men van een doodgeborene.

De “24-weken regel” betreft slechts een wettelijke scheiding. Deze wettelijke scheiding maakt doorgaans emotioneel geen verschil voor ouders die tijdens een zwangerschap hun kind verliezen!

In het verleden maakte deze scheiding qua regelgeving wel een groot verschil.
Bij overlijden van een foetus na een zwangerschapsduur van minder dan 24 weken had geen lijkschouw plaats, werd geen Verklaring van overlijden afgegeven, kon geen aangifte worden gedaan bij de afdeling burgerlijke stand van een gemeente en kon geen begraving / reguliere crematie plaatsvinden.

Vandaag de dag is het mogelijk om vermelding van een doodgeboren foetus (overleden < 24 weken zwangerschap) op te nemen in de basisregistratie personen van de afdeling burgerlijke stand van een gemeente. Ook is het mogelijk om te voorzien in een begrafenis / crematie.

In geval van een doodgeborene verstrekt de behandelende arts een “verklaring onder de 24 weken” Deze verklaring is nodig voor het crematorium / begraafplaats en voor een eventuele uitvaartverzekering.

Meer informatie over de De “24-weken regel” kunt u vinden op de website van Steunpunt NOVA

Het doel van de lijkschouw

Het doel van de lijkschouw is om de aard van overlijden (natuurlijk- / niet-natuurlijk overlijden) te achterhalen.

In de wet op de lijkbezorging staat:

    Hij die de schouwing heeft verricht geeft een Verklaring van overlijden af, indien hij ervan overtuigd is dat de dood is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak. (Wlb: Artikel 7, 1)

De wettekst “natuurlijke oorzaak” maakt duidelijk dat het doel van de lijkschouw is om de aard van overlijden “natuurlijke oorzaak / niet-natuurlijke oorzaak” vast te stellen.

De term “natuurlijke oorzaak” wordt in de praktijk veelal aangeduid als “natuurlijk overlijden”, “natuurlijke dood” of “natuurlijke doodsoorzaak”.
De term “niet-natuurlijke oorzaak” wordt in de praktijk veelal aangeduid als “niet-natuurlijk overlijden”, “niet-natuurlijke dood” of “niet-natuurlijke doodsoorzaak”.

Het doel van de lijkschouw is voornamelijk om een niet-natuurlijke dood op te merken waarbij een geciviliseerd land zich kenmerkt door vervolg te geven aan de uitkomst van het onderzoek.

  • Zo kan schuldvraag worden onderzocht en eventuele schuldigen worden bestraft.
  • Zo kunnen procedures en omstandigheden worden aangepast / gewijzigd waardoor in de toekomst een dergelijk niet-natuurlijk overlijden mogelijk wordt voorkomen.
  • Zo kunnen producten die hebben bijgedragen aan het overlijden worden aangepast / gewijzigd / verboden waardoor in de toekomst een dergelijk niet-natuurlijk overlijden mogelijk wordt voorkomen.

Natuurlijk overlijden

De term “natuurlijke oorzaak van overlijden” staat in de Wet op de lijkbezorging beschreven. Merkwaardig genoeg staat in deze wet niet beschreven welke vormen van overlijden als een natuurlijke oorzaak van overlijden worden gezien.

Aangenomen kan worden dat de volgende vormen van overlijden als natuurlijke vormen van overlijden worden gezien en worden gekenmerkt als “natuurlijk overlijden”, “natuurlijke dood” of “natuurlijke doodsoorzaak”:

  • Overlijden door ziekte
    • Ziekte ontstaan door natuurlijke processen vanuit het lichaam of vanuit de natuur.
  • Overlijden door “ouderdom”
    • Overlijden door ouderdom is een relatief begrip. Met overlijden door “ouderdom” wordt bedoelt dat gezien de hoge leeftijd lichamelijke gebreken kunnen optreden (ziekte) met de dood tot gevolg. In dit geval is ziekte opgetreden door natuurlijke processen vanuit het lichaam, en niet door toedoen van derden, eerder lichamelijk trauma of niet-natuurlijke oorzaken van buitenaf.

Niet-natuurlijk overlijden

Met betrekking tot de lijkschouw komt de term “niet-natuurlijke dood” in de Wet op de lijkbezorging niet voor.

De Wet op de lijkbezorging haalt de term “niet-natuurlijke dood” slechts één maal aan het item “vervoer van een overledene in geval sprake is van een (vermoedelijke) niet-natuurlijke dood” (Artikel 76, 1).

Toch is uit verschillende wetteksten en procedures die daarop volgen op te maken dat het opmerken van een niet-natuurlijke dood prioriteit heeft.

Uit de Wet is op te maken:

  • Dat de Verklaring van overlijden alleen mag worden afgegeven als sprake is van overlijden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak (Artikel 7, 1).
  • Als geen Verklaring van overlijden kan worden afgegeven (er is dan sprake van een (vermoedelijk) niet-natuurlijk overlijden) dient de gemeentelijke lijkschouwer onverwijld door de behandelende arts te worden ingeschakeld (Artikel 7, 2 en Artikel 7, 3).
  • Als ook de gemeentelijke lijkschouwer de Verklaring van overlijden niet kan afgeven (er is dan sprake van een niet-natuurlijk overlijden) dient de officier van justitie en de ambtenaar van de burgerlijke stand onverwijld door de gemeentelijke lijkschouwer op de hoogte te worden gebracht (Artikel 10, 1).

Ondanks dat de term “niet-natuurlijke dood” in de wet met betrekking tot de lijkschouw niet voorkomt is uit de Wet op de lijkbezorging op te maken dat in elk geval de toepassing van levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding worden gezien als niet-natuurlijk overlijden (Artikel 7, 2).

Merkwaardig genoeg is uit de Wet op de lijkbezorging niet op te maken welke vormen van overlijden nog meer als een niet-natuurlijke dood (niet-natuurlijk overlijden, niet-natuurlijke doodsoorzaak) worden gezien.

Aangenomen kan worden dat de volgende vormen van overlijden als niet-natuurlijke vormen van overlijden worden gezien en worden gekenmerkt als “niet-natuurlijk overlijden”, “niet-natuurlijke dood” of “niet-natuurlijke doodsoorzaak”:

  • Overlijden door ziekte
    • Ziekte ontstaan door toedoen van derden, ten gevolge van eerder opgelopen lichamelijk trauma of ten gevolge van mechanisch of chemisch trauma.
  • Overlijden door ongeval
    • Lichamelijk trauma opgelopen door eigen toedoen of door toedoen van derden zonder dat sprake is van opzet (ten gevolge van mechanisch of chemisch trauma).
  • Overlijden door suïcide
    • Het met opzet zelf toebrengen van lichamelijk letsel met de dood tot gevolg (zelfmoord).
  • Overlijden door mishandeling met de dood tot gevolg (doodslag en moord)
    • Overlijden door persoonlijk toedoen van derden.
  • Overlijden door hulp bij suïcide (zelfmoord)
    • Het met opzet toebrengen van lichamelijk letsel met de dood tot gevolg met hulp van derden (zelfmoord met hulp).
  • Overlijden door euthanasie
  • Overlijden door technische onjuist, onjuist gedoseerd of onjuist geïndiceerd medisch, paramedisch of verpleegkundig handelen

Als vaststaat dat sprake is van een niet-natuurlijke dood mag de behandelende arts de Verklaring van overlijden niet afgeven en dient deze onverwijld (zonder uitstel) de gemeentelijke lijkschouwer in te schakelen (Artikel 7, 2 en artikel 7, 3).

Als vermoeden bestaat, als voor of tijdens de lijkschouw sporen aanwezig zijn of als derden informatie aandragen die wijzen op een (vermoedelijk) niet-natuurlijke dood mag de behandelende arts de Verklaring van overlijden niet afgeven en dient deze onverwijld (zonder uitstel) de gemeentelijke lijkschouwer in te schakelen (artikel 7, 3).

Termijn niet-natuurlijk overlijden

In de gezondheidszorg komt in de praktijk nog met regelmaat ter sprake dat bij overlijden binnen een half jaar na opgelopen lichamelijk trauma de gemeentelijke lijkschouwer moet worden ingeschakeld. Gedachtegang is veelal dat bij overlijden na de termijn van een half jaar de gemeentelijke lijkschouwer niet in consult hoeft te komen.

In de wet staat geen termijn benoemd. De gedachtegang en handelwijzen die daaruit voortvloeien zijn dan ook onjuist!

De behandelende arts dient tijdens de lijkschouw het causale verband te onderzoeken en te oordelen of de oorzaak van overlijden te wijten is aan eerder opgelopen lichamelijk trauma. Als complicaties van eerder opgelopen trauma onderdeel zijn van de doodsoorzaak of als vermoeden daartoe bestaat dient de behandelende arts de gemeentelijke lijkschouwer in te schakelen. Bij twijfel kan de behandelende arts de gemeentelijke lijkschouwer telefonisch consulteren.

Omdat in de wet geen vermelding staat van een termijn kan het causale verband van de oorzaak van overlijden vele jaren bestrijken.

Overlijdenspapieren

In de praktijk wordt de term “overlijdenspapieren” gebruikt voor de papieren die de schouwarts afgeeft na het afronden van de lijkschouw. Met deze overlijdenspapieren kan door nabestaanden of door de uitvaartondernemer in opdracht van de opdrachtgever (veelal de nabestaanden) bij de afdeling burgerlijke stand van de gemeente van overlijden aangifte worden gedaan van het overlijden.

Onder overlijdenspapieren wordt in geval van een natuurlijke doodsoorzaak verstaan:

  • De Verklaring van overlijden (ook wel de A-verklaring)
  • Het formulier ten behoeve van de Statistiek / Doodsoorzaakverklaring (ook wel B-verklaring)

In geval sprake is van een niet-natuurlijk overlijden bestaan de overlijdenspapieren uit:

  • Een verklaring van geen bezwaar begraven / cremeren afgegeven door de officier van justitie.
  • Het formulier ten behoeve van de Statistiek / Doodsoorzaakverklaring (ook wel B-verklaring), afgegeven door de gemeentelijke lijkschouwer.

Verklaring van overlijden (A-verklaring)

De Verklaring van overlijden wordt door de schouwarts afgegeven als het onderzoek “de lijkschouw” uitwijst dat sprake is van overlijden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak (Artikel 7, 1).

Als vermoeden bestaat van een niet-natuurlijk overlijden geeft de behandelende schouwarts de Verklaring van overlijden niet af maar schakelt onverwijld (zonder uitstel) de gemeentelijke lijkschouwer in (Artikel 7, 2 en artikel 7, 3).

De gemeentelijke lijkschouwer vult de Verklaring van overlijden (A-verklaring) in als onderzoek uitwijst dat sprake is van een natuurlijke doodsoorzaak (Artikel 7, 1).

De gemeentelijke lijkschouwer vult de Verklaring van overlijden niet is als onderzoek uitwijst dat sprake is van een niet-natuurlijke doodsoorzaak en verwittigt dan onverwijld (zonder uitstel) de officier van justitie en de ambtenaar van de burgerlijke stand (Artikel 10, 1).

In geval onderzoek uitwijst dat sprake is van een niet-natuurlijke doodsoorzaak wordt door de gemeentelijke lijkschouwer de Verklaring van overlijden (A-verklaring) niet afgegeven (Artikel 7, 1).
In plaats van de Verklaring van overlijden wordt een verklaring van geen bezwaar begraven / cremeren afgegeven door de officier van justitie (Artikel 12).

De naam “Verklaring van overlijden”

De naam “Verklaring van overlijden” is eigenlijk een verkeerde benaming voor dit formulier en wekt de indruk dat het vaststellen van de dood in dit formulier wordt vastgelegd.
De naam “Verklaring van overlijden” weergeeft niet het daadwerkelijke doel, namelijk dat het onderzoek “de lijkschouw” heeft uitgewezen dat sprake is van overlijden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak.

Een betere naam voor dit formulier zou dan ook zijn “Verklaring van natuurlijk overlijden”.

Lay-out formulier “Verklaring van overlijden”

Het formulier “Verklaring van overlijden” zoals wordt afgegeven door de behandelende arts wordt uitgegeven door de Nederlandse overheid en is door artsen / zorginstellingen te bestellen bij de gemeente van vestiging (veelal bij de afdeling burgerlijke stand).

In de praktijk komt het voor dat een behandelende arts verwacht dat de uitvaartdienstverlener de Verklaring van overlijden aanlevert ter ondertekening. Het is echter de verantwoordelijkheid van de behandelende arts dat deze de zelf beschikt over de Verklaring van overlijden.

  • Afbeelding Verklaring van overlijden (uitgegeven door de Nederlandse overheid)
    Verklaring van overlijden voorzijdeVerklaring van overlijden achterzijde

Ook hebben Nederlandse gemeenten de mogelijkheid om zelf een Verklaring van overlijden te vervaardigen.

De tekst en opmaak van de Verklaring van overlijden zoals af te geven door de behandelende arts is in de wet vastgelegd (Besluit op de lijkbezorging, BIJLAGE I. Model van Verklaring van overlijden, af te geven door de behandelende arts).

De tekst en opmaak van de Verklaring van overlijden zoals af te geven door de gemeentelijke lijkschouwer is in de wet vastgelegd (Besluit op de lijkbezorging, BIJLAGE II. Model van de Verklaring van overlijden, af te geven door de gemeentelijke lijkschouwer).

    Advies
    Het komt in de praktijk nog met regelmaat voor dat een Verklaring van overlijden niet goed wordt ingevuld. Velden worden dan door de schouwarts opengelaten of de schouwarts verklaart zichzelf dood in plaats van de overledene. Tracht dit te voorkomen.

    Ondanks dat het sluiten van de Verklaring van overlijden door dichtplakken de bedoeling is kan het raadzaam zijn deze open te laten. Een uitvaartdienstverlener controleert dan veelal of de Verklaring van overlijden correct (en leesbaar) is ingevuld. Dit voorkomt mogelijke problemen op een later moment!

Verklaring van geen bezwaar begraving / crematie van de officier van justitie

Als onderzoek en eventueel aanvullend onderzoek zoals een sectie uitwijst dat sprake is van een niet-natuurlijke doodsoorzaak geeft de schouwarts geen Verklaring van overlijden af.

Bij het vrijgeven van de overledene geeft de officier van justitie een verklaring af van geen bezwaar tegen begraving of crematie. De overledene staat dan ter beschikking van de nabestaanden.

Het formulier ten behoeve van de Statistiek / Doodsoorzaakverklaring (ook wel B-verklaring)

Het formulier ten behoeve van de Statistiek, ook wel Doodsoorzaakverklaring of B-verklaring.

In de Wet op de lijkbezorging staat:

    Tegelijk met de afgifte der Verklaring van overlijden, bedoeld in artikel 12, doet de arts opgave van de doodsoorzaak en van de onmiddellijk daarmee samenhangende gegevens ten behoeve van de statistiek. (Artikel 12a, 1)

De Doodsoorzaakverklaring dient tegelijk met de Verklaring van overlijden of met het formulier geen bezwaar begraven / cremeren van de officier van justitie te worden aangeleverd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand.

    Ter informatie: Digitaal aanleveren van het B-formulier
    Het CBS werkt aan het inrichten van een infrastructuur om digitale aanlevering van de B-formulieren zo eenvoudig mogelijk te maken. Dit betekent dat binnen enkele zorgapplicaties waar artsen nu in de praktijk mee werken een extra functionaliteit wordt toegevoegd. Deze functionaliteit zorgt ervoor dat een deel van het B-formulier automatisch wordt ingevuld. Artsen kunnen het formulier vervolgens direct digitaal naar het CBS versturen. Dat werkt sneller en de privacy is hiermee beter gewaarborgd. De transitie van het papieren document naar het digitaal aanleveren verloopt stapsgewijs. Zie voor meer informatie de website van het CBS:
    In geval de schouwarts de Doodsoorzaakverklaring digitaal aan het CBS heeft aangeleverd zal de schouwarts alleen de Verklaring van Overlijden overdragen om aangifte te doen bij de Burgerlijke Stand. Degene die voorziet in de aangifte bij de Burgerlijke Stand (veelal de uitvaartondernemer) dient hier rekening mee te houden. In dit geval krijgt u bij overdracht van de overledene alleen de Verklaring van overlijden aangereikt en niet de Doodsoorzaakverklaring.

De Doodsoorzaakverklaring is een formulier dat wordt uitgegeven door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Artsen en zorginstellingen kunnen dit formulier bij de gemeente van vestiging bestellen (veelal bij de afdeling burgerlijke stand).

In de praktijk komt het voor dat een behandelende arts verwacht dat de uitvaartdienstverlener het formulier ten behoeve van de Statistiek aanlevert. Het is echter de verantwoordelijkheid van de behandelende arts dat deze de zelf beschikt over het formulier ten behoeve van de Statistiek.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek gebruikt de doodsoorzaakgegevens voor het samenstellen van voor iedereen toegankelijke statistieken. Deze statistieken worden onder meer gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden.

Informatie over de Doodsoorzaakverklaring kunt u vinden op de website van het Centraal Bureau voor de Statistiek:

De statistieken van het Centraal Bureau voor de Statistiek met betrekking tot overlijden kunt u inzien in StatLine:

Andere formulieren…

Andere formulieren die een arts naar aanleiding van een overlijden kan afgeven zijn het formulier “Uitstel begraven / cremeren” en een Medical statement.

Het formulier “Uitstel begraven / cremeren (pdf)” en het Medical statement wordt niet gerekend tot de standaard-set overlijdenspapieren en wordt in opdracht van de opdrachtgever (veelal de nabestaanden) door de uitvaartdienstverlener of mortuariumbeheerder ter ondertekening bij een arts aangeboden.

Formulier “Uitstel begraven / cremeren”

In de Wet op de lijkbezorging staat:

    Begraving of crematie geschiedt niet eerder dan 36 uren na het overlijden en uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden (Artikel 16).

Ondanks de wettelijke ruime periode die men heeft om te voorzien in een uitvaart kan noodzaak zijn om de uitvaart te realiseren na de zesde werkdag na het overlijden.

In de Wet op de lijkbezorging staat:

    Na een arts te hebben gehoord kan de burgemeester der gemeente, waar het lijk zich bevindt, voor de begraving of crematie daarvan een andere termijn stellen (Artikel 17, 1).

Het in de wet vermelde “horen van een arts” heeft vandaag de dag in de praktijk plaats door het bij de burgerlijke stand aanleveren van een door een arts ondertekende formulier (pdf) waarin deze aangeeft geen bezwaar te maken tegen een uitstel van begraven / cremeren.

De wet staat toe dat iedere willekeurige arts dit formulier mag ondertekenen. Het ondertekenen van dit formulier betreft dan ook geen voorbehouden handeling voor de behandelende arts, maar is voorbehouden aan iedere arts.

Met het ondertekenen van dit formulier geeft de arts aan dat er geen medische gronden zijn (zoals besmettingsgevaar / gevaar voor de volksgezondheid) waardoor een uitvaart binnen de wettelijk gestelde termijn van de zesde werkdag na het overlijden moet worden aangehouden en deze daarom geen bezwaar heeft tegen een latere termijn van begraven of cremeren.

Mede met dit formulier (het “horen van een arts”) kan de ambtenaar van de burgerlijke stand uit naam van de burgemeester van de gemeente overweging maken om uitstel van begraven / cremeren toe te staan.

Als bijlage: Formulier “Uitstel begraven / cremeren (pdf)

Medical statement

Een Medical statement is een formulier waarmee een arts door ondertekening verklaart geen bezwaar te hebben tegen repatriëring van een overledene. De arts verklaart met dit formulier dat geen sprake is van besmettingsgevaar / gevaar voor de volksgezondheid.

Dit formulier en het onderteken van dit formulier staat niet in de wet benoemd. Het ondertekenen van dit formulier betreft dan ook geen voorbehouden handeling voor de behandelende arts waardoor iedere arts dit formulier mag ondertekenen.

Het formulier Medical statement dient te worden aangeleverd bij de ambassade of consulaat van het land waarnaar repatriëring plaatsheeft.

Wie voorziet in de lijkschouw?

In de samenleving heerst vaak de gedachte dat iedere arts mag voorzien in het onderzoek “de lijkschouw”. Soms ziet men dat ook bij professionals zoals verpleging de gedachte heerst dat iedere arts de lijkschouw mag verrichten.

De lijkschouw en disciplines die mogen voorzien in de lijkschouw staan benoemd in de Wet op de lijkbezorging:

    Lijkschouwing geschiedt, zo spoedig mogelijk na het overlijden, door de behandelende arts of door een gemeentelijke lijkschouwer. (Artikel 3)

Door vermelding van deze disciplines in de wet betreft de lijkschouw een voorbehouden handeling, voorbehouden aan de behandelende arts en de gemeentelijke lijkschouwer.

De behandelende arts

In de Wet op de lijkbezorging staat geen vermelding welke artsen worden gekenmerkt als behandelende arts. Tijdens de behandeling van de wijziging van de Wet op de lijkbezorging in 2010 is in de Tweede Kamer aangegeven dat de volgende disciplines kunnen worden gezien als behandelende arts:

  • De behandelende arts
  • De assistent van de behandelende arts ook wel arts-assistent (Arts In Opleiding tot Specialist = AIOS en Arts Niet In Opleiding tot Specialist = ANIOS)
  • De vervanger / waarnemer van de behandelende arts
  • Een arts op de spoedeisende hulp

Als aanvulling is in dit item “De lijkschouw” toegevoegd:

  • Een arts van een mobiel medisch team

Er kan worden gesteld dat de functie van behandelende arts een behandelrelatie in behandelsetting vereist.

Met betrekking tot de behandelende arts staat in de Wet op de lijkbezorging:

Behandelende arts – overlijdenspapieren

In de Wet op de lijkbezorging staat:

  • Hij die de schouwing heeft verricht geeft een Verklaring van overlijden af, indien hij ervan overtuigd is dat de dood is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak. (Artikel 7, 1)
  • Tegelijk met de afgifte der Verklaring van overlijden, bedoeld in artikel 12, doet de arts opgave van de doodsoorzaak en van de onmiddellijk daarmee samenhangende gegevens ten behoeve van de statistiek. (Artikel 12a , 1)

De behandelende arts geeft in geval van overlijden van een minderjarige (< 18) ten gevolge van een natuurlijke oorzaak geen Verklaring van overlijden af zonder overleg te hebben gehad met de gemeentelijke lijkschouwer. Zie voor meer informatie het item “Behandelende arts lijkschouw minderjarigen– overlijdenspapieren”.

De behandelende arts geeft geen Verklaring van overlijden af als voor aanvang lijkschouw informatie aanwezig is of sporen aanwezig zijn die wijzen op een (vermoedelijk) niet-natuurlijk overlijden of als tijdens de lijkschouw sporen worden waargenomen die wijzen op een (vermoedelijk) niet-natuurlijk overlijden. In geval van een (vermoedelijk) niet-natuurlijk overlijden dient de behandelende arts de gemeentelijke lijkschouwer zonder uitstel te verwittigen (telefonisch).

Ook in geval van de toepassing van levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding geeft de behandelende arts geen Verklaring van overlijden af en dient deze de gemeentelijke lijkschouwer zonder uitstel te verwittigen (telefonisch).

    Ter informatie
    Het verwittigen van de gemeentelijke lijkschouwer betreft geen voorbehouden handeling. Eenieder die vermoeden heeft van een niet-natuurlijke dood mag de gemeentelijke lijkschouwer informeren. Van belang is dat contact met de gemeentelijke lijkschouwer zo spoedig als mogelijk plaatsheeft en in elk geval voor de uitvaart!

    De gemeentelijke lijkschouwer is te bereiken via de meldkamer van politie of via de ambulancedienst.

Behandelende arts lijkschouw minderjarigen– overlijdenspapieren (NODOK-procedure)

In geval het overlijden een minderjarige betreft en de behandelende arts overtuigd is dat sprake is van overlijden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak mag deze de Verklaring van overlijden pas afgeven na overleg met de gemeentelijke lijkschouwer.

In de Wet op de lijkbezorging staat:

    Indien de schouwing, bedoeld in artikel 7, eerste lid, een minderjarige betreft en is verricht door de behandelende arts, geeft deze een Verklaring van overlijden slechts af na overleg met de gemeentelijke lijkschouwer. (Artikel 10a, 1)
    en
    De behandelende arts en andere betrokken hulpverleners verstrekken de gemeentelijke lijkschouwer die het nader onderzoek leidt, op diens verzoek terstond de informatie dan wel inzage in of afschrift van bescheiden over de overleden minderjarige, die hij noodzakelijk acht in het kader van het nader onderzoek. De lijkschouwer gebruikt de informatie uitsluitend met het doel de doodsoorzaak vast te stellen. (Artikel 10a, 3)
Deze specifieke wetgeving met betrekking tot de lijkschouw bij minderjarigen is in de wet opgenomen omdat deze groep als kwetsbaar wordt gekwalificeerd.

Van 2010 tot 2016 was sprake van de NODO-procedure en had als belangrijk doel het opsporen van kindermishandeling.

Vanaf 2016 is sprake van de NODOK-procedure (Nader Onderzoek naar de DoodsOorzaak bij Kinderen) en heeft als voornamelijk doel het achterhalen van de doodsoorzaak, wat kan bijdragen aan de rouwverwerking van de ouders. Bij de NODOK-procedure is de prioriteit van het opsporen van kindermishandeling losgelaten.

Meer informatie over de NODOK-procedure kunt u vinden op de website van het Forensisch Medisch Genootschap.

De gemeentelijke lijkschouwer

In de Wet op de lijkbezorging staat:

    Een gemeentelijke lijkschouwer treedt niet als zodanig op, indien hij gedurende de laatste twee jaar ten aanzien van de overledene of de moeder van de doodgeborene handelingen op het gebied van de geneeskunst heeft verricht en indien tussen dezen en hem bloed- of aanverwantschap tot in de derde graad, een huwelijk of een geregistreerd partnerschap bestond of bestaat. (Artikel 6, 1)
    Burgemeester en wethouders verschaffen gelegenheid tot het doen schouwen van lijken. Zij benoemen een of meer gemeentelijke lijkschouwers. (Artikel 4)

In de praktijk ziet men vandaag de dag dat groepen gemeentelijke lijkschouwers regionaal zijn samengevoegd en gemeente-overstijgend werken om zo te kunnen voorzien in continue dienstverlening. Regionaal zijn de gemeentelijke lijkschouwers vaak ondergebracht bij een GGD / GG & GD. De gemeentelijke lijkschouwer is te bereiken via de meldkamer van politie of via de ambulancedienst.

De gemeentelijke lijkschouwer voorziet in de lijkschouw:

  • Als geen sprake is van een behandelende arts;
  • Als overlijden plaatsheeft buiten behandelsetting van een behandelende arts;
  • Als overlijden plaatsheeft in een openbare gelegenheid;
  • Als niemand voorziet in de lijkschouw;
  • Als een behandelende arts de gemeentelijke lijkschouwer consulteert naar aanleiding van een (vermoedelijk) niet-natuurlijk overlijden;
  • Als derden informatie aandragen van een (vermoedelijk) niet-natuurlijk overlijden;
  • Als bij constatering overlijden sporen aanwezig zijn die wijzen op een (vermoedelijk) niet-natuurlijk overlijden.

In de Wet op de lijkbezorging staat:

    Uitsluitend artsen die als forensisch arts zijn ingeschreven in een daartoe gehouden register, worden benoemd als gemeentelijke lijkschouwer. (Artikel 5)

De gemeentelijke lijkschouwer is door opleiding dan ook de specialist op het gebied van de lijkschouw en met name het herkennen van een niet-natuurlijk overlijden.

In de praktijk ziet men met regelmaat dat onderzoek door de gemeentelijke lijkschouwer een samenwerking betreft met politiediensten zoals de technische recherche, vooral als sprake is van een onduidelijke doodsoorzaak waarbij wordt getwijfeld aan de aard van overlijden (natuurlijk - / niet-natuurlijk overlijden) of als sprake is van een vermoedelijk niet-natuurlijk overlijden door suïcide of door toedoen van derden.

De gemeentelijke lijkschouwer wordt ingeschakeld door:

  • De behandelende arts als vermoeden bestaat van een niet-natuurlijke dood.
  • De behandelende arts als sprake is van de toepassing van levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding.
  • Politiediensten of medewerkers ambulancedienst als overlijden plaatsheeft zonder de aanwezigheid van een behandelende arts.
  • Politiediensten als vermoeden bestaat van een niet-natuurlijk overlijden.
  • Derden als bij deze vermoeden bestaat van een niet-natuurlijke dood.
    Met “derden” wordt bedoelt dat iedereen de gemeentelijke lijkschouwer kan inlichten / informeren als vermoeden bestaat van een niet-natuurlijke dood. Dit ook als de Verklaring van overlijden (natuurlijke doodsoorzaak) reeds door een behandelende arts is afgegeven. Het inschakelen van de gemeentelijke lijkschouwer betreft dan ook geen voorbehouden handeling.
      Ter informatie
      Van belang is dat contact met de gemeentelijke lijkschouwer zonder uitstel plaatsheeft.
      Als derden vermoeden hebben van een (vermoedelijk) niet-natuurlijke overlijden is van belang dat de gemeentelijke lijkschouwer zonder uitstel wordt geïnformeerd en in elk geval voordat de uitvaart heeft plaatsgevonden.

De gemeentelijke lijkschouwer is te bereiken via de meldkamer van politie of via de ambulancedienst.

Gemeentelijke lijkschouwer – overlijdenspapieren

Als sprake is van een overlijden door een natuurlijke oorzaak vult de gemeentelijke lijkschouwer de Verklaring van overlijden in.

    In de Wet op de lijkbezorging staat:
    Hij die de schouwing heeft verricht geeft een Verklaring van overlijden af, indien hij ervan overtuigd is dat de dood is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak. (Artikel 7, 1)

Als onderzoek door de gemeente lijkschouwer uitwijst dat sprake is van een niet-natuurlijk overlijden vult deze de Verklaring van overlijden niet in en stelt zonder uitstel de officier van justitie en de ambtenaar van de burgerlijke stand op de hoogte.

Als de officier van justitie het lichaam van de overledene vrijgeeft (na afronden van het onderzoek aan de overledene) geeft deze een verklaring af van geen bezwaar tegen begraven / cremeren.

Na de lijkschouw vult de gemeentelijke lijkschouwer ook het formulier ten behoeve van de statistiek in (Doodsoorzaakverklaring / B-verklaring).

Voorwaarden om de lijkschouw te kunnen realiseren zoals de wet beoogt

Ervaring leert dat de lijkschouw in de praktijk vaak wordt gezien als formaliteit.

In de Wet op de lijkbezorging staat:

    Hij die de schouwing heeft verricht geeft een Verklaring van overlijden af, indien hij ervan overtuigd is dat de dood is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak. (Artikel 7, 1)
Een dergelijke overtuiging met betrekking tot de aard van overlijden (natuurlijk- / niet-natuurlijk overlijden) kan alleen worden gerealiseerd als sprake is van een daadwerkelijk onderzoek!

Voor een correct onderzoek zijn voor de schouwarts de volgende gegevens van belang:

  • Kennis van de casus:
    • Achtergrondinformatie
      • Medisch dossier en ziektegeschiedenis
      • Verpleegkundig dossier (indien van toepassing)
      • Aanvullende informatie zoals:
        • Eeg (indien van toepassing)
        • Ecg (indien van toepassing)
        • Laboratoriumgegevens (indien van toepassing)
        • Gegevens radiologie (indien van toepassing)
        • Medimo / receptenlijst (indien van toepassing)
        • Verstrekkingslijst / aftekenlijst medicatie (indien van toepassing)
  • Omgevingsomstandigheden waarin het overlijden heeft plaatsgevonden
    • Aanwezige omgevingsfactoren die kunnen hebben bijgedragen tot het overlijden.
      • Een aangekoppelde infuus met een lege infuuszak kan wijzen op een doorgeschoten infuus. Een reeds afgekoppeld infuus geeft deze informatie niet.
      • Bloed op de grond kan wijzen op een val, opgeruimd bloed geeft deze informatie niet.
    • Afwezige omgevingsfactoren die kunnen hebben bijgedragen tot het overlijden. Er kan dan worden gedacht aan een laagstaande bedhek of de afwezigheid van een infraroodsensor.
  • Uitwendig lichamelijke onderzoek (uitwendige lijkschouw)
    • Reuk (een bepaalde geur kan wijzen op een natuurlijk- / niet-natuurlijk overlijden);
    • Zien (houding, verkleuring en verwondingen zijn mogelijke aanwijzingen van een natuurlijk- of niet-natuurlijk overlijden);
    • Palpatie / voelen (huid en onderliggend weefsel kan worden onderzocht).
  • Informatie van aanwezigen en eventuele getuigen
  • Eventuele informatie van derden die niet bij het overlijden aanwezig waren

Om te kunnen voorzien in de lijkschouw zoals de wet beoogt is dan ook van belang dat alle informatie voor de schouwarts beschikbaar is en in stand wordt gehouden tot de behandelende schouwarts de overledene vrijgeeft (er is dan sprake van een natuurlijke doodsoorzaak), tot de gemeentelijke lijkschouwer na onderzoek de overledene vrijgeeft (in geval van een natuurlijke doodsoorzaak) of tot het onderzoek naar de doodsoorzaak door de gemeentelijke lijkschouwer en politiediensten is afgerond in geval van een (vermoedelijk) niet-natuurlijke doodsoorzaak.

Gewijzigde informatie en gewijzigde sporen kunnen ertoe leiden dat de schouwarts (eventueel in samenwerking met politiediensten) een verkeerde conclusie trekt met betrekking tot de aard van overlijden (natuurlijke- / niet-natuurlijke doodsoorzaak).

Een verkeerde conclusie kan grote gevolgen hebben.

    Enkele voorbeelden:
    • Zo kan mogelijk een niet-natuurlijk overlijden onopgemerkt blijven.
    • Zo kunnen gewijzigde sporen ervoor zorgen dat een niet-natuurlijk overlijden onjuist wordt geclassificeerd. Voor een verzorgende of verpleegkundige maakt het een groot verschil of en overlijden als ongeval of als nalatigheid wordt beoordeeld. De juridische nasleep kan voor betrokkenen enorme gevolgen hebben!
    • Zo kan men in geval van een niet-natuurlijk overlijden geen lering trekken om vervolgens omgevingsomstandigheden en / of procedures te wijzigen, aan te passen of te verbieden.

Om te kunnen voorzien in een lijkschouw met het doel zoals de wet beoogt is dus van belang dat de overledene onaangeroerd blijft, dat omgevingsomstandigheden ten tijde van het overlijden in stand worden gehouden en dat aanvullende informatie voor de schouwarts beschikbaar is.

Advies is dan ook om de overledene en de omgeving waarin het overlijden heeft plaatsgevonden onaangeroerd te laten tot de schouwarts de overledene vrijgeeft (of de officier in geval van een niet-natuurlijk overlijden). Het vrijgeven van de overledene betekent dat de overledene ter beschikking staat van de de opdrachtgever (veelal de nabestaanden) die in de uitvaart voorziet.

Er vanuit gaande dat zorginstellingen voorzien in de lijkschouw met het doel zoals de wet beoogt dienen medewerkers zorginstellingen de protocollen / instructies van de zorginstelling / behandelende arts te volgen.

Eenieder die tekortkomingen ervaart in de procedure of kwaliteit van de lijkschouw kan dit binnen de zorginstelling bespreekbaar maken of de gemeentelijke lijkschouwer hierover informeren.

Termijn lijkschouw behandelende arts

In de Wet op de Lijkbezorging staat:

    Lijkschouwing geschiedt, zo spoedig mogelijk na het overlijden, door de behandelende arts of door een gemeentelijke lijkschouwer. (Artikel 3)
De tekst “zo spoedig mogelijk na het overlijden” is bij de wetswijziging van 2010 in de Wet op de lijkbezorging opgenomen. Voor 2010 wat geen vermelding van een termijn waarbinnen de lijkschouw moest plaatsvinden.

Met het benoemen van een wettelijke termijn waarbinnen de lijkschouw moet plaatsvinden geeft de wetgever de urgentie van de lijkschouw aan.

Om 2 belangrijke redenen is destijds een wettelijke termijn voor de lijkschouw ingevoerd:

  1. Een spoedige lijkschouw vergroot de mogelijkheid dat sporen / informatie in stand worden gehouden. Dergelijke sporen / informatie dragen bij aan de uiteindelijke conclusie van de schouwarts naar de aard van overlijden.
  1. Voor het benoemen van een termijn in de wet was met regelmaat sprake van een uitgestelde lijkschouw. Destijds was het niet ongewoon dat de lijkschouw alleen plaatvond tijdens kantooruren. In zorginstellingen zoals verpleeghuizen kwam soms zelfs voor dat in geval van een overlijden op vrijdagavond de lijkschouw op maandagochtend plaatsvond, maar ook bij andere vormen van zorgsetting zag men met regelmaat dat geen prioriteit werd gegeven aan de lijkschouw. Vele zorghandelingen en conservering van de overledene hadden dan plaats voor de lijkschouw.
Het in de Wet op de lijkbezorging benoemen van een termijn waarbinnen de lijkschouw moet plaatsvinden heeft als gunstige bijkomstigheid dat na een spoedige lijkschouw snel aanvang kan worden gemaakt met het conserveren van de overledene door middel van koelen.
    Spoedig remmen van het ontbindingsproces door conserveren door middel van koelen is van belang vanuit hygiënisch oogpunt maar zorgt er ook voor dat opbaring van de overledene mogelijk kan plaatsvinden tot aan de dag van de uitvaart.

Ondanks dat de wetgever de termijn “zo spoedig mogelijk na het overlijden” in de wet heeft benoemd heeft deze nagelaten om een daadwerkelijke termijn in tijd uit te drukken. De term “zo spoedig mogelijk na het overlijden” is dan ook onderhevig aan de interpretatie van de individuele schouwarts.

In 2010 is op deze website een protocol “Lijkschouw” gepubliceerd met vermelding dat de lijkschouw binnen 3 uur na melding overlijden dient plaats te vinden. In deze 3 uur kan een behandelende arts werkzaamheden afronden of overdragen aan een assistent of vervanger.

In de “Richtlijn Lijkschouw voor behandelend artsen (2016)”, opgesteld door het Nederlands Huisartsen Genootschap, is ook opgenomen dat de lijkschouw uiterlijk binnen 3 uur na de melding dient te worden verricht.

Merkwaardig genoeg staat In de “Richtlijn Lijkschouw voor behandelend artsen (2016)” ook het volgende:

    Indien een cliënt in een verpleeghuis of soortgelijke zorginstelling tussen 23.00 uur en 7.00 uur overlijdt, het om een verwacht overlijden gaat en de familie geen bezwaar heeft, mag de specialist ouderengeneeskunde de overledene de daarop aansluitende ochtend, maar uiterlijk 8.00 uur, schouwen.

Informatie over een dergelijk uitgestelde lijkschouw in een verpleeghuizen of soortgelijke zorginstellingen kunt u vinden in het item “Termijn lijkschouw “verwachte overlijden”.

Termijn lijkschouw “verwachte overlijden”

In de Wet op de lijkbezorging staat:

    Lijkschouwing geschiedt, zo spoedig mogelijk na het overlijden, door de behandelende arts of door een gemeentelijke lijkschouwer. (Artikel 3)
Vanaf 2010 stond op deze website vermelding van “3 uur na melding van overlijden” waarbinnen de lijkschouw dient plaats te vinden. In deze 3 uur kan de behandelende arts werkzaamheden afronden of overdragen aan een assistent of vervanger om vervolgens prioriteit te geven aan de lijkschouw.

Ook in de “Richtlijn Lijkschouw voor behandelend artsen (2016)”, opgesteld door het Nederlands Huisartsen Genootschap, is opgenomen dat de lijkschouw uiterlijk binnen 3 uur na de melding dient te worden verricht.

In het protocol “Richtlijn Lijkschouw voor behandelend artsen (2016)” staat echter ook vermelding dat in verpleeghuizen en soortgelijke instellingen een verlate lijkschouw mag plaatsvinden. De exacte tekst is:

    Indien een cliënt in een verpleeghuis of soortgelijke zorginstelling tussen 23.00 uur en 7.00 uur overlijdt, het om een verwacht overlijden gaat en de familie geen bezwaar heeft, mag de specialist ouderengeneeskunde de overledene de daarop aansluitende ochtend, maar uiterlijk 8.00 uur, schouwen.
Om 2 redenen is de mogelijkheid van een verlate lijkschouw in dit protocol opgenomen:
  1. In geval sprake is van een terminale fase is het ziekteproces en daarmee ook de verwachte oorzaak van het overlijden bekend. Als reeds bekend is dat sprake is van overlijden door ziekteprocessen ten gevolge van een natuurlijke oorzaak is het onnozel om prioriteit te geven aan de lijkschouw om de aard van overlijden vast te stellen, want het doel van de lijkschouw is immers om de aard van overlijden (natuurlijk- / niet-natuurlijk overlijden) op te merken.
  1. Het is voor de meeste verpleeghuizen en soortgelijke instellingen een kostbare aangelegenheid om behandelende artsen (of vervangers) in te zetten om in de nachtelijke uren in de lijkschouw te voorzien. Overigens ziet men in de praktijk dat in sommige zorginstellingen ook in de avonduren geen lijkschouw meer plaatsheeft en deze wordt verschoven naar de ochtend. Naast financiële aspecten speelt voor zorginstellingen vaak ook de beschikbaarheid van artsen een rol om te voorzien in een verlate lijkschouw.

Ondanks dat bij een dergelijk uitgestelde lijkschouw niet conform wetgeving wordt gehandeld staan op dit moment het Ministerie van Binnenlandse zaken (waar de Wet op de lijkbezorging onder valt), het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (waar de zorgsector onder valt) en de Inspectie Gezondheidzorg (die toezicht houdt op de naleving van wettelijke regelingen) toe dat in de praktijk de uitgestelde lijkschouw plaatsheeft. Al deze instanties zijn op de hoogte van de handelswijze in de praktijk met betrekking tot de uitgestelde lijkschouw waarbij sommige van deze instanties ook een bijdrage hebben geleverd aan de Richtlijn Lijkschouw voor behandelend artsen (2016).

Met betrekking tot de uitgestelde lijkschouw is op dit moment van belang dat wordt gehandeld volgens de “Richtlijn Lijkschouw voor behandelend artsen (2016)”

    Indien een cliënt in een verpleeghuis of soortgelijke zorginstelling tussen 23.00 uur en 7.00 uur overlijdt, het om een verwacht overlijden gaat en de familie geen bezwaar heeft, mag de specialist ouderengeneeskunde de overledene de daarop aansluitende ochtend, maar uiterlijk 8.00 uur, schouwen.
Belangrijke wetenswaardigheden
Er zijn bij een uitgestelde lijkschouw verschillende wetenswaardigheden die van belang zijn.

    Uitgestelde lijkschouw - per definitie natuurlijk overlijden

    Bij de handelswijze uitgestelde lijkschouw wordt er per definitie van uitgegaan dat sprake is van een natuurlijk overlijden. Dit hoeft natuurlijk niet het geval te zijn! Ook in een terminale fase kan sprake zijn van overlijden door toedoen van derden of overlijden door technische onjuist, onjuist gedoseerd of onjuist geïndiceerd medisch, paramedisch of verpleegkundig handelen.

    Verpleegkundigen en verzorgenden voorzien in lijkschouw

    In veel verpleeghuizen en soortgelijke instellingen krijgen verpleegkundigen en verzorgenden de opdracht om in geval van een uitgestelde lijkschouw direct te melden als sporen aanwezig zijn die vermoeden tot een niet-natuurlijk overlijden.

      In dit geval voorziet een verpleegkundige of verzorgende in de voorbehouden handeling “de lijkschouw” terwijl deze handeling is voorbehouden aan de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer!

      In geval de verpleegkundige of verzorgende geen sporen waarneemt van een (vermoedelijk) niet-natuurlijk overlijden zal bijna altijd zorg aan de overledene plaatsvinden in de vorm van conservering, verplaatsing en / of (minimale) laatste zorg. Deze zorg heeft plaats voordat de behandelende arts voorziet in de “lijkschouw”. Ook sporen in de nabije omgeving van het overlijden zijn dan door verpleging geheel opgeruimd.

    Lijkschouw op een verzorgde overledene

    In geval sprake is van een uitgestelde lijkschouw heeft de “lijkschouw” door de behandelende arts bijna altijd plaats op een verzorgde en geconserveerde (gekoelde) overledene, want volgens de lijst Noodzakelijke zorg / Wenselijke zorg dient vanuit hygiënisch oogpunt koeling van de overledene 3 uur na het overlijden plaats te vinden.

    Daarbij zijn nog enkele redenen om te voorzien in zorghandelingen voordat de uitgestelde lijkschouw plaatsheeft:

    • Spoedige aanvang van conserveren door koelen remt het ontbindingsproces en vergroot daarmee aanzienlijk de mogelijkheid dat opbaring kan plaatsvinden is tot aan de dag van de uitvaart.
    • Een spoedige overledenenzorg komt de kwaliteit van opbaring ten goede, men verricht immers de zorg aan de overledene voordat de rigor mortis is ingetreden.
    • Nabestaanden willen doorgaans spoedig na het overlijden kunnen voorzien in de laatste zorg zodat zij toegang hebben tot een verzorgde overledene.
    • Uit piëteit voor de overledene en nabestaanden. Gezien de Nederlandse normen en waarden is het niet wenselijk dat voor een lang periode na het constateren van het intreden van de dood niet wordt voorzien in zorghandelingen aan de overledene.

Handelwijzen voor aanvang lijkschouw in geval van een verwachte overlijden

Ondanks instellingsprotocollen in verpleeghuizen en soortgelijke instellingen ontstaan bij verpleegkundigen en verzorgenden veelal de volgende vragen als overlijden van een bewoner / cliënt / patiënt in de avond- of nachtelijke uren plaatsheeft: “Moeten we nu wel of niet de arts inschakelen om te voorzien in de lijkschouw?”, “Mogen we nu wel of niet beginnen met de (minimale) laatste zorg?”, “Moeten we nu wel beginnen met conserveren door koelen of juist niet?” en “Mogen we de overledene nu wel of niet naar het mortuarium verplaatsen?”.

Omdat een verlate / uitgestelde lijkschouw op dit moment door de eerder benoemde instanties wordt toegestaan dient men instellingsprotocollen en instructies van de behandelende arts met betrekking tot de lijkschouw en zorg voor de overledene op te volgen. Vanuit hygiënisch oogpunt is wel van belang dat binnen 3 uur na het overlijden aanvang wordt gemaakt met het conserveren van de overledene door middel van koelen met als belangrijke bijkomstigheid dat ontbindingsprocessen worden geremd waardoor de mogelijkheid wordt vergroot dat opbaring van de overledene kan plaatsvinden tot aan de dag van de uitvaart.

Tekortkomingen in de wet, tekortkomingen in de uitvoering van wetgeving en discutabele omstandigheden met betrekking tot de lijkschouw in Nederland

Verschillende professionals waaronder medewerkers gezondheidszorg, gemeentelijke lijkschouwers en uitvaartdienstverleners zetten vraagtekens bij de kwaliteit van de lijkschouw in Nederland. Tekortkomingen in de wet en in de praktijk met betrekking tot de lijkschouw worden bij de politiek aangegeven als een wijziging van de Wet op de lijkbezorging op de agenda staat in de hoop dat wijzigingen plaatsvinden waardoor in de lijkschouw kan worden voorzien met het doel zoals de wet beoogt.

Als volgt een algemene opsomming van tekortkomingen in de wet en in de uitvoering van de wet waaronder ook tekortkomingen met betrekking tot de lijkschouw:

De Verklaring van overlijden: “Hij”

In de Wet op de lijkbezorging staat:

    Hij die de schouwing heeft verricht geeft een Verklaring van overlijden af, indien hij ervan overtuigd is dat de dood is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak. (Artikel 7, 1)
Het is merkwaardig dat in de wet de arts nog altijd wordt aangeduid als “Hij” terwijl vandaag de dag het merendeel van de artsen in opleiding vrouwen betreft.

Logisch zou zijn als in de Wet op de lijkbezorging “Hij” wordt veranderd in “Hij / zij”.
Nog beter zou het zijn als de wettekst wordt veranderd in “De schouwarts die de schouwing heeft verricht…”.

De Verklaring van overlijden

In de Wet op de lijkbezorging staat:

    Hij die de schouwing heeft verricht geeft een Verklaring van overlijden af, indien hij ervan overtuigd is dat de dood is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak. (Artikel 7, 1)
De naam “Verklaring van overlijden” impliceert dat (het intreden van) de dood moet worden vastgesteld terwijl deze verklaring alleen mag worden afgegeven als de dood is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak. Als de dood is ingetreden ten gevolge van een niet-natuurlijke oorzaak mag de schouwarts niet de “Verklaring van overlijden” afgeven.

Door de verkeerde benaming van dit formulier heerst al snel de gedachte dat het doel van de lijkschouw is om de dood vast te stellen. In de praktijk ziet men dan ook nog met regelmaat dat de schouwarts de “lijkschouw” verricht op een (geheel) verzorgde en geconserveerde overledene of alleen controles uitvoert om (het intreden van) de dood vast te stellen. Het wettelijk beoogde doel van de lijkschouw om de aard van overlijden (natuurlijk- / niet-natuurlijk overlijden) vast te stellen wordt in dit geval niet gerealiseerd.

Een betere naam voor dit formulier zou dan ook zijn “Verklaring van natuurlijk overlijden”.

De lijkschouw in opleidingen geneeskunde

Bij de behandeling van de wijziging van de Wet op de lijkbezorging in 2010 is geconcludeerd dat in de basisopleiding geneeskunde te weinig aandacht werd besteed aan het onderwerp “de lijkschouw”. Faculteiten geneeskunde hebben destijds toegezegd meer aandacht aan dit onderwerp te besteden.

Vandaag de dag bestaat nog geen duidelijkheid of in opleidingen geneeskunde ook daadwerkelijk meer aandacht wordt besteed aan het onderwerp “de lijkschouw”.
Ook is onduidelijk of en hoe medici die voorheen geen goede opleiding hebben genoten met betrekking tot de lijkschouw op de hoogte zijn gebracht van de “juiste” procedures om de lijkschouw te verrichten met het doel zoals de wet beoogt.

Mogelijke belangen van de behandelende arts tijdens de lijkschouw

Tijdens de lijkschouw dient de arts de aard van overlijden vast te stellen (natuurlijk- / niet-natuurlijk overlijden). Onder andere de onderstaande vormen van overlijden dient de schouwarts tijdens de lijkschouw te toetsen:

  • Overlijden door ziekte
    • Ziekte ontstaan door toedoen van derden, ten gevolge van eerder opgelopen lichamelijk trauma of ten gevolge van mechanisch of chemisch trauma.
  • Overlijden door ongeval
    • Lichamelijk trauma opgelopen door eigen toedoen of door toedoen van derden zonder dat sprake is van opzet (te gevolge van mechanisch of chemisch trauma)
  • Overlijden door mishandeling met de dood tot gevolg (doodslag en moord)
    • Overlijden door persoonlijk toedoen van derden.
  • Overlijden door technische onjuist, onjuist gedoseerd of onjuist geïndiceerd medisch, paramedisch of verpleegkundig handelen
De behandelende arts dient in niet-instellingssetting zijn / haar eigen handelen te toetsen.

De behandelende arts dient in instellingssetting tijdens de lijkschouw zijn / haar eigen handelen, het handelen van collega-artsen en het handelen van andere disciplines zoals verpleging te toetsen. Ook dient de behandelende arts de omgeving van het overlijden te toetsen (infrastructuur) en procedures die binnen de instelling gelden. In andere bewoording: de behandelende arts dient tijdens de lijkschouw ook “de werkgever” te evalueren.

Gezien de belangen die meespelen bij het onderzoek “de lijkschouw” is de vraag of sprake kan zijn van een neutrale beoordeling door de behandelende arts tijdens het onderzoek “de lijkschouw” en of het niet beter is dat een onafhankelijke arts voorziet in de lijkschouw?

Juist een onafhankelijke schouwarts kan met andere ogen de behandeling, procedures, de kwaliteit van geboden zorg en beleid ter discussie stellen wat ten goede komt aan kwaliteit patiëntenzorg binnen een instelling.

De specialist op het gebied van niet-natuurlijk overlijden

Het doel van de lijkschouw is om de aard van overlijden vast te stellen (natuurlijk- / niet-natuurlijk overlijden) met als vervolg dat in geval van een niet-natuurlijk overlijden schuldvraag kan worden vastgesteld en indien relevant procedures en omgevingsomstandigheden kunnen worden aangepast / gewijzigd om in de toekomst een dergelijk niet-natuurlijk overlijden te voorkomen.

De specialist op het gebied van een niet-natuurlijk overlijden is de gemeentelijke lijkschouwer, dit door opleiding en ervaring.

Gezien het urgente doel van de lijkschouw (het opmerken van een niet-natuurlijk overlijden) zou logisch zijn dat de gemeentelijke lijkschouwer in de eerste instantie voorziet in de lijkschouw in plaats van dat een niet-specialist het eerste onderzoek verricht en pas de specialist inschakelt als vermoeden bestaat van een niet-natuurlijk overlijden. De mogelijkheid dat de specialist op het gebied van de lijkschouw (de gemeentelijke lijkschouwer) een niet-natuurlijk overlijden opmerkt is immers vele malen groter dan als de behandelende arts (niet-specialist op het gebied van de lijkschouw) voorziet in de lijkschouw.

Door de handelswijze dat de behandelende arts voorziet in de lijkschouw heerst het vermoeden dat vele vormen van niet-natuurlijk overlijden in de praktijk niet als dusdanig worden opgemerkt.

Kwaliteitscontrole lijkschouw

De lijkschouw door de behandelende arts betreft een individuele handeling. Op dit moment toetst niemand de kwaliteit van de handeling en de uitkomst van het onderzoek. Na het “onderzoek” wordt de overledene verzorgd en de omgeving opgeruimd waardoor (alle) sporen verdwijnen die kunnen wijzen op de aard van overlijden.

Is het, gezien het belang van het onderzoek, niet merkwaardig dat slechts 1 persoon het onderzoek “de lijkschouw” verricht zonder dat sprake is van enige vorm van kwaliteitscontrole terwijl tijdens het onderzoek de mogelijkheid bestaat dat persoonlijke belangen meespelen? (Zie het item “Mogelijke belangen van de behandelende arts tijdens de lijkschouw”)

Het komt in de praktijk nog met regelmaat voor dat uitvaartdienstverleners een (vermoedelijk) niet-natuurlijk overlijden opmerken terwijl de Verklaring van overlijden (van natuurlijk-overlijden) is afgegeven.

Uitvaartdienstverleners zijn niet op opgeleid om een niet-natuurlijk overlijden te herkennen. Men zou dan ook de vraag kunnen stellen hoeveel niet-natuurlijke overlijdens niet worden opgemerkt door uitvaartdienstverleners.

Het is dan ook merkwaardig dat de enige vorm van “’kwaliteitscontrole” met betrekking tot de lijkschouw in handen ligt van uitvaartdienstverleners terwijl dit niet hun taak is en deze daarvoor geen opleiding hebben genoten.

Overigens zullen niet alle uitvaartdienstverleners in geval van het opmerken van een (vermoedelijk) niet-natuurlijk overlijden de gemeentelijke lijkschouwer op de hoogte stellen. Het inschakelen van de gemeentelijke lijkschouwer kan ervoor zorgen dat zorginstellingen in de toekomst nabestaanden advies geven om geen zaken te doen met de betreffende uitvaartdienstverlener omdat zij de betreffende uitvaartdienstverlener als lastig ervaren.

Het invullen van het formulier ten behoeve van de statistiek (de B-verklaring) in geval van een niet-natuurlijk overlijden

In de Wet op de lijkbezorging staat:

    Tegelijk met de afgifte der Verklaring van overlijden, bedoeld in artikel 12, doet de arts opgave van de doodsoorzaak en van de onmiddellijk daarmee samenhangende gegevens ten behoeve van de statistiek.
Op dit moment is nergens in de wet terug te vinden dat de gemeentelijke lijkschouwer na het constateren van een niet-natuurlijk overlijden ook het formulier behoeve van de statistiek dient in te vullen.

In de praktijk wordt dit formulier door gemeentelijke lijkschouwers wel ingevuld echter, in de Wet op de lijkbezorging staat geen vermelding van verplichting.

Termijn waarbinnen de lijkschouw dient plaats te vinden

In de wet op de lijkbezorging staat:

    Lijkschouwing geschiedt, zo spoedig mogelijk na het overlijden, door de behandelende arts of door een gemeentelijke lijkschouwer. (Artikel 3)
De term “zo spoedig mogelijk na het overlijden” is bij de wijziging van de Wet op de lijkbezorging in 2010 om 2 redenen in de wet opgenomen:
  • Om de urgentie van de lijkschouw aan te duiden;
  • Omdat bij een spoedige lijkschouw sporen behouden blijven die kunnen wijzen op de aard van overlijden (natuurlijk- / niet-natuurlijk overlijden).
Voor deze wetswijziging zag men in de praktijk met (grote) regelmaat dat sprake was van een verlate lijkschouw. Een lijkschouw vele uren na het constateren van de dood was in de avond- / nachtelijke uren in niet-ziekenhuissetting meer regel dan uitzondering. Soms had zelfs bij overlijden op vrijdag pas op maandag de lijkschouw plaats op een geheel verzorgde en reeds geconserveerde overledene waarbij alle sporen die van belang zijn voor het onderzoek “de lijkschouw” grondig waren verborgen (onder kleding) of verwijderd.

Bij de wetswijziging van 2010 heeft de wetgever helaas nagelaten om een tijdsbestek aan te duiden waarbinnen de lijkschouw dient plaats te vinden. De invulling van de term “zo spoedig mogelijk na het overlijden” is dan ook onderhevig aan de eigen interpretatie van de behandelende arts die in de lijkschouw voorzag.

In 2010 (na de invoering van de wijziging van de wet op de lijkbezorging) is op deze website gepubliceerd dat de lijkschouw binnen 3 uur na melding overlijden dient plaats te vinden door de behandelende arts. In deze 3 uur kan de behandelende arts lopende zaken afronden of overdragen aan een vervanger om vervolgens prioriteit te geven aan de lijkschouw. Gedachtegang van een lijkschouw binnen 3 uur was / is:

  • Dat binnen een dergelijke termijn sporen behouden blijven die kunnen wijzen op de aard van overlijden (natuurlijk- / niet-natuurlijk overlijden).
  • Dat spoedige conservering van de overledene aanvang kan hebben zodat ontbindingsprocessen worden geremd en opbaring tot aan de dag van de uitvaart mogelijk is.
Na invoering van de wijziging van de Wet op lijkbezorging hebben verschillende professionals gezondheidszorg, gemeentelijke lijkschouwers en uitvaartbranche bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken (waar de Wet op de lijkbezorging onder valt) aangegeven dat de term “zo spoedig mogelijk” niet de urgentie van de lijkschouw weergeeft volgens het doel zoals de wet beoogt en dat daarvoor een oplossing moet komen. Deze professionals werden vervolgens van het welbekende “kastje naar de muur” gezonden door het Ministerie van Binnenlandse Zaken, het Ministerie van Volksgezondheid (waar de groep behandelende artsen onder valt) en door de Inspectie Gezondheidszorg (die controleert op naleving van wetgeving en kwaliteit van zorg).

Uiteindelijk heeft Het ministerie van Volksgezondheid de Stichting ZonMw opdracht gegeven om in werkgroep-samenstelling te voorzien in een oplossing wat heeft geresulteerd in de “Richtlijn Lijkschouw voor behandelend artsen (2016)”, dat in onderdelen overigens sterk lijkt op het eerder in 2010 op deze website gepubliceerde “Protocol lijkschouw”.

De “Richtlijn Lijkschouw voor behandelend artsen” is opgesteld door het Nederlands Huisartsen Genootschap in samenwerking met Verenso, de Nederlandse Internisten Vereniging, de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde, de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie, het Forensisch Medisch Genootschap en de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst.

In deze “Richtlijn Lijkschouw voor behandelend artsen (2016)” staat ook aangegeven dat de lijkschouw binnen 3 uur dienst plaats te vinden. In deze richtlijn staat echter ook vermelding dat onder voorwaarden in verpleeghuizen en soortgelijke instellingen sprake kan zijn van een uitgestelde / verlate lijkschouw. Meer over de uitgestelde / verlate lijkschouw in verpleeghuizen en soortgelijke instellingen kunt u vinden in het item “Verlate lijkschouw in verpleeghuizen en soortgelijke instellingen.

Om het belang en de urgentie van de lijkschouw te benadrukken zou de wetgever er goed aan doen om een duidelijke termijn (van 3 uur) te vermelden in de Wet op de lijkbezorging waarbij de benoemde termijn (van 3 uur) altijd van toepassing is ongeacht de vorm van zorgsetting waarin de lijkschouw plaatsheeft.

Verlate lijkschouw in verpleeghuizen en soortgelijke instellingen

Eigenlijk als sinds de wijziging van de Wet op de lijkbezorging in 2010 hebben verpleeghuizen en soortgelijke instellingen ingevoerd dat sprake kan zijn van een verlate / uitgestelde lijkschouw als overlijden van een patiënt / cliënt / bewoner een verwachte natuurlijk overlijden betreft.

Sinds 2016 staat ook in de “Richtlijn Lijkschouw voor behandelend artsen”:

    Indien een cliënt in een verpleeghuis of soortgelijke zorginstelling tussen 23.00 uur en 7.00 uur overlijdt, het om een verwacht overlijden gaat en de familie geen bezwaar heeft, mag de specialist ouderengeneeskunde de overledene de daarop aansluitende ochtend, maar uiterlijk 8.00 uur, schouwen.
Om voornamelijk 2 redenen is deze verlate / uitgestelde lijkschouw ingevoerd:
  1. In geval sprake is van een terminale fase is het ziekteproces en daarmee ook de verwachte oorzaak van het overlijden bekend. Als reeds bekend is dat sprake is van overlijden door ziekteprocessen ten gevolge van een natuurlijke oorzaak is het onnozel om prioriteit te geven aan de lijkschouw om de aard van overlijden vast te stellen, want het doel van de lijkschouw is immers om de aard van overlijden (natuurlijk- / niet-natuurlijk overlijden) op te merken.
  1. Het is voor de meeste verpleeghuizen en soortgelijke instellingen een kostbare aangelegenheid om behandelende artsen (of vervangers) in te zetten om in de nachtelijke uren in de lijkschouw te voorzien. Overigens ziet men ook in sommige zorginstellingen dat in de avonduren geen lijkschouw meer plaatsheeft en deze wordt verschoven naar de ochtend. Naast financiële aspecten speelt voor zorginstellingen vaak ook de beschikbaarheid van artsen een rol om te voorzien in een verlate lijkschouw.
In de praktijk ziet men dan ook:
  • De overledene niet wordt geconserveerd en verzorgd tot na de lijkschouw. In de praktijk komt men tegen dat de overledene vele uren niet wordt geconserveerd waardoor sprake is van een onwenselijk voorspoedig ontbindingsproces.
  • Dat (minimale) zorg aan de overledene plaatsheeft voor aanvang lijkschouw.
  • Dat conservering van de overledene plaatsheeft voor aanvang lijkschouw.
  • Dat (minimale) zorg aan de overledene en conservering plaatsheeft voor aanvang lijkschouw.
  • Dat vervoer naar een instellingsmortuarium (en conservering) plaatsheeft voor aanvang lijkschouw.
  • Dat de omgeving waarin het overlijden heeft plaatsgevonden grondig wordt opgeruimd voor de lijkschouw waardoor sporen die kunnen wijzen op de aard van overlijden zijn gewijzigd / verwijderd.
  • Dat de uitvaartdienstverlener de overledene meeneemt met de toezegging dat de volgende werkdag de overlijdenspapieren bij de receptie van de instelling zijn af te halen.
  • Dat de behandelende arts de lijkschouw verricht op een verzorgde overledene, een geconserveerde overledene of een geheel verzorgde en geconserveerde overledene.
  • Dat de lijkschouw plaatsheeft in het mortuarium van de zorginstelling.
Bij al deze handelwijzen is de gedachtegang dat een verwacht (natuurlijk) overlijden ook per definitie een natuurlijk overlijden betreft. Dit hoeft uiteraard niet het geval te zijn! Ook in een terminale fase door natuurlijke ziekteprocessen kan sprake zijn van overlijden door toedoen van derden, door omgevingsomstandigheden of door technische onjuist, onjuist gedoseerd of onjuist geïndiceerd medisch, paramedisch of verpleegkundig handelen.

Een uitgestelde lijkschouw getuigd ook niet van piëteit voor de overledene en nabestaanden. De belangen van de overledene om de aard van overlijden te achterhalen en elke vorm van correcte overledenenzorg worden terzijde geschoven omdat belangen van artsen en instellingen voorop staat.

    Ter informatie
    In de Wet op de lijkbezorging staat:
      Wanneer tekenen of aanduidingen van een niet-natuurlijke dood aanwezig zijn of wanneer in verband met andere omstandigheden een niet-natuurlijke dood niet uitgesloten geacht kan worden, mag het lijk niet worden vervoerd dan met verlof van de officier van justitie of een van zijn hulpofficieren. (Artikel 76, 1)
    Bij een verlate / uitgestelde lijkschouw heeft voor de lijkschouw zorg aan de overledene plaats. De overledene blijft dus niet onaangeroerd (= verplaatsing). Van verplaatsing van een overledene is ook sprake als deze naar een mortuarium wordt overgebracht.

    Omdat nog geen lijkschouw op de overledene heeft plaatsgevonden is de aard van overlijden (natuurlijk- / niet-natuurlijk overlijden) nog niet bekend. Het is dus de vraag of verplaatsing (verzorging) van de overledene voor de lijkschouw mag plaatsvinden.

In de “Richtlijn Lijkschouw voor behandelend artsen” staat: “als familie geen bezwaar heeft mag de specialist ouderengeneeskunde de overledene de daarop aansluitende ochtend, maar uiterlijk 8.00 uur, schouwen.”.

    Bij deze richtlijn wordt eraan voorbijgegaan dat aanwezige nabestaanden onderdeel (kunnen) uitmaken van het onderzoek “de lijkschouw”.

In de praktijk waar de verlate / uitgestelde lijkschouw wordt toegepast ziet men ook dat verpleegkundigen en verzorgenden in geschreven / ongeschreven instructies opdracht krijgen om direct de behandelende arts in te schakelen als sporen aanwezig zijn of vermoedens bestaan die wijzen op een (vermoedelijk) niet-natuurlijk overlijden. In dit geval voorziet de verpleegkundige of verzorgende in de wettelijk voorbehouden handeling “de lijkschouw”, voorbehouden aan de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer.
Het is ook merkwaardig dat opdracht wordt gegeven om de behandelende arts in te schakelen als vermoeden bestaat of sporen aanwezig zijn die kunnen wijzen op een (vermoedelijk) niet-natuurlijk overlijden. In een dergelijk geval zou het juist zijn om in de eerste instantie de gemeentelijke lijkschouwer in te schakelen zonder tussenkomst van de behandelende arts.

In de Wet op de lijkbezorging wordt extra aandacht besteed aan de lijkschouw van minderjarigen (personen tot 18 jaar). In geval van een natuurlijke doodsoorzaak mag de behandelende arts alleen een Verklaring van overlijden afgeven na overleg met de gemeentelijke lijkschouwer. Rede van deze extra toetsing door de gemeentelijke lijkschouwer is omdat deze groep als kwetsbaar wordt aangemerkt.

Het is dan ook merkwaardig dat bij de grote groep kwetsbare patiënten / cliënten / bewoners van verpleeghuizen en soortgelijke instellingen op alle mogelijke manieren wordt afgeweken van procedures om de lijkschouw te realiseren met het doel zoals de wet beoogt, namelijk het vaststellen van de aard van overlijden (natuurlijk- / niet-natuurlijk overlijden).

Naast een wettelijk verplichte werkinstructie met betrekking tot de lijkschouw zou de wetgever er ook goed aan doen om een duidelijke termijn in tijd te benoemen waarbinnen de lijkschouw dient plaats te vinden.

Net zoals wetgeving met betrekking tot de lijkschouw van minderjarigen zou de wetgever er goed aan doen om patiënten / cliënten / bewoners van verpleeghuizen en soortgelijke instellingen als kwetsbare groep aan te duiden en ook voor deze groep aanvullende wetgeving in te voeren met betrekking tot de lijkschouw.

Urgentie inschakelen gemeentelijke lijkschouwer / officier van justitie

In de Wet op de lijkbezorging staat:

  • Indien het overlijden het gevolg was van de toepassing van levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding als bedoeld in artikel 293, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 294, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafrecht, geeft de behandelende arts geen Verklaring van overlijden af en doet hij van de oorzaak van dit overlijden onverwijld door invulling van een formulier mededeling aan de gemeentelijke lijkschouwer of een der gemeentelijke lijkschouwers. Bij de mededeling voegt de arts een beredeneerd verslag inzake de inachtneming van de zorgvuldigheidseisen, bedoeld in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. (Artikel 7, 2)
  • Indien de behandelende arts in andere gevallen dan die bedoeld in het tweede lid meent niet tot afgifte van een Verklaring van overlijden te kunnen overgaan, doet hij hiervan onverwijld door invulling van een formulier mededeling aan de gemeentelijke lijkschouwer of een der gemeentelijke lijkschouwers. (Artikel 7, 3)
  • Indien de gemeentelijke lijkschouwer meent niet tot afgifte van een Verklaring van overlijden te kunnen overgaan, brengt hij door invulling van een formulier onverwijld verslag uit aan de officier van justitie en waarschuwt hij onverwijld de ambtenaar van de burgerlijke stand. (Artikel 10, 1)
In al deze wetteksten staat beschreven “onverwijld door invulling van een formulier”.
    Onverwijld = Zonder uitstel
In geval van een (vermoedelijk) niet-natuurlijk overlijden is van groot belang dat de gemeentelijke lijkschouwer zonder uitstel wordt geconsulteerd.

In geval van een (vermoedelijk) niet-natuurlijk overlijden is van groot belang dat de officier van justitie zonder uitstel wordt geconsulteerd.

Vandaag de dag betekent zonder uitstel dat telefonisch contact wordt opgenomen met de gemeentelijke lijkschouwer of de officier van justitie. “Onverwijld door invulling van een formulier” is vandaag de dag dan ook een achterhaalde manier om een urgente communicatie te bewerkstelligen.

Bij de behandeling van de wijziging van de Wet op de lijkbezorging in 2010 is dit bij de politiek aangegeven. Helaas heeft tot op de dag van vandaag nog geen wijziging plaatsgevonden.

Procedure lijkschouw

De procedure voor het verrichten van de lijkschouw staat niet in de wet benoemd. Handelwijzen voor de uitvoering van de lijkschouw zijn dan ook onderhevig aan de individuele interpretatie van de schouwarts. Vanaf 2010 stond op deze website een protocol lijkschouw waarin werd beschreven uit welke onderdelen de lijkschouw zoals de wet beoogt bestond. Vanaf 2016 is ook in de “Richtlijn Lijkschouw voor behandelend artsen” deze informatie te vinden.

Het is merkwaardig dat een op persoonlijke basis geschreven “protocol” en een uiteindelijk in 2016 uitgegeven sterk gelijkende “Richtlijn Lijkschouw voor behandelend artsen” als informatiebron dienen waarbij geen sprake is van een wettelijk verordende werkinstructie.

Het zou goed zijn als in de Wet op de lijkbezorging vermelding staat van een verwijzing naar een werkinstructie lijkschouw waarin instructies met betrekking tot de lijkschouw staan beschreven volgens het doel van de lijkschouw zoals de wet beoogt, zonder dat ruimte wordt gelaten aan eigen interpretatie van de schouwarts en zonder dat verruiming van regels mogelijk is.

Mede aan de hand van een dergelijke werkinstructie kan de Inspectie Gezondheidszorg, het medische tuchtcollege en de rechterlijke macht beoordelen of is voorzien in de lijkschouw met het doel zoals de wet beoogt, namelijk om de aard van overlijden vast te stellen (natuurlijk- / niet-natuurlijk overlijden).

Uitstel begraven / cremeren

In 2010 heeft een verruiming van de termijn tot begraven / cremeren plaatsgevonden. De wettelijke termijn is vandaag de dag uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden.
Ondanks deze ruime termijn kan noodzaak bestaan om een uitstel begraven / cremeren te realiseren.

In de Wet op de lijkbezorging staat:

    Na een arts te hebben gehoord kan de burgemeester der gemeente, waar het lijk zich bevindt, voor de begraving of crematie daarvan een andere termijn stellen. Begraving of crematie binnen 36 uur na het overlijden staat hij echter niet toe dan in overeenstemming met de officier van justitie. (Artikel 17, 1)
Om een uitstel begraven / cremeren toe te staan dient de ambtenaar van de burgerlijke stand een arts te horen.

Het “horen van een arts” heeft vandaag de dag niet meer plaats.
In de praktijk wordt aan de ambtenaar van de burgerlijke stand een door een arts ondertekende formulier (pdf) overhandigd waarin de arts aangeeft geen bezwaar te hebben tegen uitstel van begraven / cremeren.

Merkwaardig is dat in de Wet op de lijkbezorging geen vermelding staat waarom een arts moet worden “gehoord” om een uitstel te verkrijgen.
Aangenomen kan worden dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de arts wil “horen” dat geen sprake is van besmettingsgevaar of gevaar voor de volksgezondheid.

Verder is merkwaardig dat “een arts” (elke willekeurige arts) “gehoord” kan worden / een formulier mag ondertekenen die vervolgens wordt aangeleverd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, vooral daar een niet-behandelende arts niet op de hoogte is van de casus en dus ook niet op de hoogte is van besmettingsgevaar of gevaar voor de volksgezondheid.

In de praktijk kwam in het verleden ook voor dat een mortuariumbeheerder of uitvaartdienstverlener voor het gemak een dergelijk formulier ondertekende. Zelden gaf dit problemen.

De wetgever zou er goed aan doen om deze wetgeving aan te passen.

Medical statement

Voor vervoer van een overledene naar het buitenland dient aan het consulaat of de ambassade van het land van repatriëring een formulier (medical statement) te worden overhandigd waarin een arts verklaart dat geen sprake is van besmettingsgevaar of gevaar voor de volksgezondheid.

In de Wet op de lijkbezorging staat geen wetgeving met betrekking tot de Medical statement. In de praktijk kan en mag elke willekeurige arts (lees: geen behandelende arts) dit formulier invullen. In de praktijk gebeurt dit dan ook waarbij in het verleden het invullen van dit formulier ook wel op commerciële basis plaatsvond.

Geen-behandelende artsen zijn niet op de hoogte van de casus met betrekking tot het overlijden en hebben dan ook geen kennis van eventuele besmettingsgevaar of gevaar voor de volksgezondheid.

De wetgever zou er goed aan doen om wetgeving met betrekking tot de Medical statement in te voeren.

Praktijkadvies

Inschakelen gemeentelijke lijkschouwer na overlijden bij medische interventie

In de praktijk komt het voor dat een Verklaring van overlijden (verklaring van natuurlijk overlijden) door de behandelende arts wordt afgegeven na overlijden van een patiënt tijdens een onderzoek, een medische ingreep of tijdens de voorbereiding van een medische ingreep zonder dat een gemeentelijke lijkschouwer is betrokken.

Ondanks dat de behandelende arts overtuigd is van overlijden door een natuurlijke oorzaak is het altijd raadzaam om voor aanvang lijkschouw een gemeentelijke lijkschouwer te consulteren. Dit kan op een later moment problemen voorkomen!

Invullen Verklaring van overlijden

Het komt in de praktijk nog met regelmaat voor dat een Verklaring van overlijden niet goed wordt ingevuld. Velden worden dan opengelaten of de schouwarts verklaart zichzelf dood in plaats van de overledene. Tracht dit te voorkomen.

Ondanks dat het sluiten van de Verklaring van overlijden door dichtplakken de bedoeling is kan het raadzaam zijn deze open te laten. Een uitvaartdienstverlener controleert dan veelal of de Verklaring van overlijden correct (en leesbaar) is ingevuld. Dit voorkomt mogelijk op een later moment gedoe!

Literatuuradvies

Boek: De lijkschouw in de praktijk

Boek: De lijkschouw in de praktijk

Uitgebreide informatie over de lijkschouw staat beschreven in het boek “De lijkschouw in de praktijk”. Naast de lijkschouw worden uitgebreid de verschillende vormen van natuurlijk- en niet-natuurlijk overlijden beschreven. Vooral vanwege het herkennen van de verschillende vormen van overlijden geven wij (overledenenzorgpro.nl) het advies om als belanghebbende discipline dit boek aan te schaffen.

Auteurs

Prof.dr. U.J.L. Reijnders
Dr.mr. C. Das

Beschrijving

In de opleiding tot arts wordt weinig aandacht besteed aan de lijkschouw. Toch is het de wettelijke taak van de bevoegde arts, de behandelend arts of de forensisch arts - in de functie van benoemd lijkschouwer - om bij overlijden een uitspraak te doen over de (on)natuurlijkheid ervan. Dit standaardwerk biedt een uitgebreide theoretische en praktijkgerichte ondersteuning bij het schouwen.

De grote hoeveelheid uniek beeldmateriaal kan de schouwarts helpen een weloverwogen oordeel te vormen over doodsoorzaken en omstandigheden van overlijden.

De lijkschouw in de praktijk is bij uitstek geschikt voor huisartsen, verpleeghuisartsen en medisch specialisten, maar is tevens van groot belang voor alle artsen die werken in het forensisch vakgebied. Ook andere disciplines die te maken krijgen met overlijden, zoals politiefunctionarissen, officieren van justitie, advocaten, rechters en uitvaartondernemers zullen met dit boek een waardevol instrument voor de beroepsuitoefening in handen krijgen.


© Copyright 2005 - Wiegman Communications www.uitvaart-adresgids.nl / www.overledenenzorgpro.nl